maandag 11 november 2013

Antwoord mij naar uw trouw, naar uw gerechtigheid (Ps. 143)


2 Koningen 24; Hebreeën 6; Joël 3; Psalm 143

Traditioneel wordt Psalm 143 gezien als de laatste van zeven boetepsalmen, ongetwijfeld omdat vers 2 universele schuld erkent. Maar ongeacht hoe belangrijk deze waarheid in de Bijbel op zijn geheel is, in deze psalm komt dit thema alleen in dit ene vers naar voren.

Het grootste deel van de psalm is gewijd aan de moeilijkheden waar David mee te maken krijgt, door toedoen van vijanden (143:1-6), en aan Davids groeiende vastberadenheid als hij zich richt op het volgen van Gods wegen, wat zijn vijanden ook mogen doen.

Enkele opmerkingen:

(1) David doet initieel beroep op Gods trouw en gerechtigheid (143:1). Dit is volkomen gepast, net zoals de goedheid van een heerser of de integriteit van een rechter met vreugde onthaald wordt door wie een fout probeert recht te zetten.

De moeilijkheid is natuurlijk dat als wij als zondaars een beroep doen op de gerechtigheid van God om vrijspraak te bekomen, we ons makkelijk kunnen voorstellen dat wijzelf vreselijk onrein zijn vergeleken met de zuivere heerlijkheid van de onbedekte heiligheid van de Almachtige.

Vandaar vers 2: David erkent ‘niemand die leeft, is voor U rechtvaardig’. Dit is een spanning die niet eerder finaal opgelost geraakt dan aan het kruis (Rom. 3:21-26; vgl. 1 Joh. 1:9).

(2) Waar de verzen 3-4 zich wentelen in het moeras van de vertwijfeling, zien we hoe David er in de verzen 5-6 begint uit te klimmen.

Lezen we voor het eerst de zin ‘Ik gedenk aan de dagen van ouds’, dan zouden we als lezers nog kunnen denken dat David zich overgeeft aan nostalgie, terwijl hij terugdenkt aan ‘de goede oude tijd’. Maar hij is niet zo dwaas, zoals de rest van het vers aantoont: in plaats daarvan wijdt hij zich aan het denken aan alle dingen die God gedaan heeft – met andere woorden, hij overdenkt al Gods creatieve en tuchtigende en verlossende daden uit het verleden; hij zet zich er toe na te denken over de God van de Bijbel.

Ook is dit niet slechts een intellectuele oefening, zoals je lijstjes naziet voor een naderend examen. David weet dat zijn focus op wat God heeft gedaan, een door God gegeven middel is om aansluiting te vinden bij de levende God zelf, en dit is wat hij wil: ‘Ik strek mijn handen tot U uit, mijn ziel smacht naar U als een dorstig land’ (143:6).

(3) Drie keer in de verzen 8-10 bidt David voor leiding. Elk verzoek heeft een iets andere focus.

‘Maak mij de weg bekend, die ik gaan moet’ (143:8) weerspiegelt Davids vertwijfeling, maar is ook een hint dat er unieke en individuele elementen zijn aan de leiding die hij nodig heeft (zoals er individuele roepingen zijn in de kerk, Joh. 21:21-22).

‘Leer mij uw wil te doen’ (143:10:a) focust nu volledig op Gods agenda (‘want Gij zijt mijn God’). Gods wil kennen en doen is waar het om gaat bij leiding.

‘[U]w goede Geest geleide mij in een effen land’ (143:10b) is toegeven dat we ook kunnen vallen of rebelleren, struikelen of afdwalen – en altijd hebben we hulp nodig.


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten