donderdag 28 maart 2013

Hij heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een dienstknecht aangenomen (Fp. 2)


Exodus 39; Johannes 18; Spreuken 15; Filippenzen 2
Slechts weinig passages bevatten zoveel theologie en ethiek als Filippenzen 2. We kunnen maar op enkele van zijn mooie thema’s ingaan:

(1) Uitleggers hebben 2:5-11 op allerhande creatieve manieren vertaald. In grote lijnen heeft de NBG-vertaling (zoals de Engelstalige NIV waar D. A. Carson naar verwijst, JL) het bij het rechte eind. Van Christus Jezus wordt ons verteld dat Hij ‘in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is’ (2:6-7). Dit is allemaal heel mooi, een heerlijke beschrijving van de incarnatie die de weg baant naar het kruis.

Ik zou de vertaling in de eerste zin van vers 6 anders verwoorden: ‘in zijn natuur zelf God zijnde’. Op vlak van onbewerkt literalisme is dit een perfect aanvaardbare vertaling. Maar het Grieks gebruikt veel vaker deelwoorden dan het Engels en het Nederlands dat doen, en Griekse bijwoordelijke deelwoorden, zoals het woord ‘zijnde’ in deze zin, hebben diverse logische verbanden met hun context, verbanden die moeten bepaald worden door de context.

Waarschijnlijk dat de meeste Nederlandstalige lezers in hun gedachten dit gedeelte herverwoorden als ‘hoewel Hij in zijn ware aard God was …’. Dit is zeker betekenisvol en kan zelfs correct zijn. Maar er zijn goede contextuele redenen om te denken dat het deelwoord causaal is: ‘omdat Hij in zijn ware aard God was’.

Met andere woorden, omdat Hij in aard God was, beschouwde Hij het aan God gelijk zijn niet als iets dat zou geroofd moeten worden, maar Hij maakte zichzelf tot niets, een nobody: het was goddelijk om dit soort ontlediging te tonen, dit soort genade.

(2) ‘Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was’ (2:5), die zijn rechten niet beschouwde als iets dat Hij moest roven, maar die zichzelf vernederde en een dood van weerzinwekkende schande stierf zodat wij gered konden worden – en Hij werd uiteindelijk gerechtvaardigd (2:6-11). De vermaning van 2:5 ondersteunt zo de opeenvolging van vermaningen in 2:1-4. Denk erover na hoe dit zo is.

(3) De verzen die volgen op het ‘christelijk lied’ (zoals het vaak genoemd wordt) van 2:6-11 benadrukken volharding. De ‘daarom’ van aan het begin van vers 12 brengt het verband tot stand. Christus maakte zichzelf tot niets en stierf een smadelijke dood, maar werd uiteindelijk glorieus gerechtvaardigd, en daarom zouden we op lange termijn moeten kijken en onze behoudenis ‘bewerken’ ‘met vreze en beven’ (2:12).

Natuurlijk is de stimulans des te groter wanneer we in gedachten houden dat het God is, ‘die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt’ (2:13).

We verwerpen volkomen passiviteit, zogenaamd ‘loslaten en God laten’ (‘letting go and letting God’); veeleer werken we onze behoudenis uit. Maar tegelijkertijd erkennen we met vreugde dat zowel ons willen als ons werken bewijs zijn van Gods werk in ons. En Hij zal ons rechtvaardigen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten