Exodus 20; Lukas 23; Job 38; 2 Korinthiërs 8Nu we het einde van het drama naderen, spreekt God voor het eerst rechtstreeks tot Job (Job 38); hij zal Job blijven aanspreken tot in hoofdstuk 41. Elders spreekt God tot Elia in een stille, zachte stem (1 Kon. 19); hier spreekt God tot Job uit een storm (38:1), want hij wil dat zelfs de vorm van zijn communicatie, of zijn locatie, de hoofdpunten staven die hij wil maken.
Gods eerste woorden zijn angstwekkend: ‘Wie is het toch, die het raadsbesluit verduistert met woorden zonder verstand? Gord nu als een man uw lendenen, dan wil Ik u ondervragen, opdat gij Mij onderricht’ (38:2-3).
Dit openingssalvo zou ertoe kunnen leiden dat de onoplettende lezer denkt dat Job degene is over wie God in de eerste plaats verbolgen is, en dat de drie ellendige vertroosters er eerder licht vanaf komen. Maar als een drama dat heen en weer balanceert tussen het ene en het andere perspectief, is dit boek nog niet ten einde.
Uiteindelijk vermeldt het openingshoofdstuk Gods waardering voor Job, en niets in deze hoofdstukken keert die waardering om.
Verder heb ik al de aandacht gevestigd op 42:7, waarin God zegt dat hij boos is op de drie vrienden (iets wat Hij nooit zegt over Job), omdat ze niet recht sprake over God (zoals Gods dienstknecht Job wel deed).
Gods schrikwekkende uitdaging aan Job in deze vier hoofdstukken moet gezien worden in het bredere kader van het boek, willen we de zin van het geheel kunnen ontdekken.
Job heeft herhaaldelijk gezegd dat hij God wil ondervragen. Nu zegt God dat Hij Job zal ondervragen (38:3). Maar de aard van de vloed aan retorische vragen die God in deze hoofdstukken opwerpt is absoluut niet het soort vragen dat Job wil beantwoorden. Job wil spreken over zijn eigen lijden, over de rechtvaardigheid ervan, over Gods rol in het gebieden van dergelijk lijden, en dergelijke meer.
Hij wil dit heel zeker doen omdat hij zijn terechte reputatie van integriteit en gerechtigheid wil behouden. Maar Gods vragen focussen op een veel groter plaatje. God vraagt eigenlijk: ‘Job, was jij aanwezig aan het begin van de schepping? Heb jij precieze kennis van de volledige wereld, dan nog niet gesproken over de hemelen? Bepaal jij de koers van de hemellichamen – Pleiades en Orion, bijvoorbeeld?
Was jij degene die het menselijk verstand ontwierp, zodat je kunt uitleggen hoe het werkt? Bewerkt jouw woord het soort voorzienige uitgestrektheid dat ervoor zorgt dat de hongerige raven en de jagende leeuwin te eten hebben?’
Aan de ene kant vormt deze repliek natuurlijk helemaal geen antwoord op de soort vragen die Job opwierp. Maar aan de andere kant doet hij dit wel. Hij waarschuwt Job dat zijn vermogen om te verstaan beperkter is dan hij denkt. Dit bereidt ons voor op de conclusie dat God van ons iets meer verlangt dan gewoon maar verstaan.
Eigen vertaling van de overdenking bij 9 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten