donderdag 14 juni 2012

'Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen' (Deut.19)


Deuteronomium 19, Psalm 106, Jesaja 46, Openbaring 16

De gerechtigheid die ons wordt voorgesteld in Deuteronomium 19 lijkt behoorlijk ver af te staan van de visies die vandaag in westerse landen overheersen.
Voor een gedeelte dat in deze tekst veel nadruk krijgt zullen de meesten onder ons behoorlijk wat sympathie hebben: de rechtbank mag niemand veroordelen op basis van magere bewijsgrond. In dagen waarin krachtige forensische middelen nog niet bestonden, betekende dit bijna altijd dat meerdere getuigen vereist waren (19:15).
Vandaag is het soort bewijs dat als afdoend beschouwd wordt uitgebreider: vingerafdrukken, bloedonderzoek, enzovoort. De meesten onder ons erkennen dat dit een goede zaak is. Maar er circuleerden al genoeg verslagen van bewijs waarmee geknoeid werd dat de zorg die onze tekst uitdrukt nauwelijks verouderd is. Er moeten procedures en beleid opgezet worden die verhinderen dat de rechtbank gecorrumpeerd wordt of een onschuldige zou veroordelen.

Maar de rest van het hoofdstuk (19:16-21) lijkt op het eerste gezicht een beetje vreemd voor ons, omwille van drie redenen.

(1) Als zorgvuldige rechters oordelen dat een bepaald getuige een valse aanklacht heeft ingediend, dan moeten de rechters hem een zelfde straf opleggen als zou opgelegd worden aan de persoon die valselijk werd aangeklaagd: je moet ‘hem doen, zoals hij zijn broeder dacht te doen’ (19:19).

(2) Het doel is ‘het kwaad uit uw midden wegdoen’ (19:19).

(3) Nogmaals wordt de 'lex talionis' herhaald (de ‘oog om oog’-wet) (19:21; vgl. Ex. 21:24 en de overdenking voor 11 maart).

Elk van deze drie punten wordt zeer verschillend bekeken in westerse rechtbanken.

(1) De straf voor valse aanklachten is meestal verwaarloosbaar. Maar dit betekent wel dat er maar weinig officiële inspanning wordt geleverd om het vuur van maatschappelijk verlangen naar publiek recht aan te wakkeren. Je liegt als je er mee kunt wegkomen; de enige schande is ontmaskerd worden.

(2) Onze wetstheoretici denken dat opsluiting dient om de maatschappij een veiliger plaats te maken, of een weg voorziet naar verandering (therapeutisch of anders), of ervoor zorgt dat een overtreder ‘zijn schuld betaalt aan de gemeenschap’.
Zoveel inspanning gaat naar het analyseren van de sociale condities die ertoe bijdragen dat iemand een crimineel wordt, dat er een wijdverbreide terughoudendheid bestaat om te spreken over het kwaad van een persoon of een daad. Misschien is dit waarom films met wraak als thema eerst werkelijk verbijsterend gruwelijke wreedheid in eendimensionale monsters vertonen, vooraleer de wraak kan gerechtvaardigd worden. Het standpunt van de Bijbel is werkelijk radicaal (d.w.z. het gaat naar de radix, naar de wortel): judicieel moeten de rechtbanken het kwaad uit uw midden wegdoen.

(3) Wij sluiten op; maar we denken zelden aan de gerechtigheid die een straf ‘gepast’ maakt voor de misdaad. Maar dit was een van de functies van de lex talionis.

Wanneer je focust op gerechtigheid en persoonlijke aansprakelijkheid, is het net ons judicieel en strafsysteem dat in toenemende mate misleid en vreemd lijkt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 juni uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org

Geen opmerkingen:

Een reactie posten