Deuteronomium 30, Psalm 119:73-96, Jesaja 57, Mattheüs 5
Psalm 119 is onovertroffen wanneer het gaat over de zich ontvouwende gedachten over God en zijn openbaring. Hier spits ik me toe op drie thema’s die opduiken in Psalm 119:89-96.
(1) Gods geopenbaarde woord, het woord dat werd geïnspireerd (d.w.z. neergeschreven om Schrift te worden), is niet iets dat God onderweg verzon, alsof Hij niet begreep of niet kon voorzien hoe zaken zouden ontwikkelen. Verre van: ‘Voor eeuwig, o HERE, houdt uw woord stand in de hemelen (119:89). Het was er altijd, eeuwig, in zijn gedachten. Dit is een van de redenen waarom Hij volkomen vertrouwd kan worden: Hij wordt nooit overvallen of verrast. Omdat Gods woord vaststaat in de hemelen, kan de psalmist toevoegen: ‘Van geslacht tot geslacht is uw trouw’ (119:90).
(2) Er is een verband tussen het woord van de openbaring en het woord van de schepping en de voorzienigheid. Zo is de eerste zin van vers 90, ‘Van geslacht tot geslacht is uw trouw’, zowel verbonden met wat eraan voorafgaat (het einde van vers 89) als met wat erop volgt (het einde van vers 90). Gods trouw doorheen alle generaties is gegrond, zoals we zagen, in het feit dat Gods woord vaststaat in de hemelen, maar is ook gegrond in Gods scheppende en voorzienige werk: ‘Gij hebt de aarde gegrond, zodat zij staat; naar uw verordeningen staan zij heden ten dage, want zij alle zijn uw knechten’ (119:90-91). Hetzelfde alomtegenwoordige, ordende, nadenkende verstand staat achter zowel de schepping als de openbaring.
(3) Gods gebod is helemaal niet onderdrukkend en beperkend, maar bevrijdend en verlichtend. ‘Aan alles, hoe volkomen ook, heb ik een einde gezien’, schrijft de psalmist, ‘maar uw gebod is onbegrensd’ (119:96). Alle menselijke, aardse ondernemingen stoten op hun grenzen. Er zijn grenzen aan bronnen, aan tijd, aan de mate waarin we ons leven kunnen wijden aan dergelijke ondernemingen. Er kan maar beperkte tijd worden gewijd aan zelfs de meest sublieme taak. De limieten zelf worden frustrerende grenzen. Meer dan één commentaarschrijver heeft opgemerkt dat dit vers bijna Prediker weet samen te vatten in twee zinnen. Daar staat van alle dingen ‘onder de zon’ dat ze hun loop kennen en verdwijnen of uiteindelijk onbevredigend en vergankelijk blijken. In onze ervaring is er slechts één uitzondering: ‘uw gebod is onbegrensd’ (119:96).
Dit houdt meer in dan de welbekende paradox: slaaf zijn van God is volmaakte vrijheid. Om te beginnen moet vrijheid gedefinieerd worden. Als onze stappen gericht worden op Gods woord, is er vrijheid van zonde (vgl. 119:133); het volgen van Gods ‘bevelen’ is verbonden met een wandel in ‘vrijheid’ (119:45). Bovendien brengt nadenken over en navolgen van Gods woorden geen enggeestige schijnheiligheid voort, maar een ruimheid van geest die zich eventueel kan uitstrekken naar de verste uithoeken van het verstand van God; want ‘uw gebod is onbegrensd’.
Eigen vertaling van de overdenking bij 25 juni uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org
Geen opmerkingen:
Een reactie posten