zaterdag 2 juni 2012

'Gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken' (Deut. 6)


Deuteronomium 6, Psalm 89, Jesaja 34, Openbaring 4

We hebben al andere schriftgedeelten bekeken die handelen over het belang om het erfgoed van de Bijbelse waarheid aan de volgende generatie door te geven. Dit thema vormt ook het hart van Deuteronomium 6. Nieuwe punten die in het bijzonder benandrukt worden zijn onder meer:

(1) De oude Israëlieten moesten de volgende generatie vreze bijbrengen voor de God van het verbond. Mozes leert het volk ‘opdat gij de HERE, uw God, vreest door al zijn inzettingen en geboden te onderhouden, die ik u opleg, gij en uw zoon en uw kleinzoon, al de dagen van uw leven’ (6:2). Wanneer in de toekomst een zoon zijn vader vraagt wat de wetten betekenen, moet de vader de achtergrond uitleggen, de Exodus (of uittocht) en het verbond: ‘De HERE gebood ons al deze inzettingen te onderhouden en de HERE, onze God, te vrezen, opdat het ons altijd wèl zou gaan en Hij ons in het leven zou behouden, zoals dit heden het geval is’ (6:24). We mogen onszelf wel afvragen welke stappen we moeten nemen om onze kinderen de vrees voor de Heer onze God te leren, niet met de angstaanjagende verschrikking van grillige boosaardigheid maar met de diepgaande overtuiging dat deze God volmaakt rechtvaardig is en niet spot met de zonde.

(2) Mozes benadrukt de standvastigheid waarmee de volgende generatie moet geleerd worden. De geboden die Mozes doorgeeft moeten in de ‘harten’ blijven van het volk (6:6; wellicht zouden wij zeggen ‘gedachten’). Uit die overvloed volgen deze woorden: ‘gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat’ (6:7). Zelfs wat ze droegen en hoe ze hun huizen aankleedden moest dienen als herinneringen aan de wet van God (6:8-9). We doen er goed aan ons af te vragen hoe en of wij onze kinderen voortdurend de inhoud van de Schrift leren. In het oude Israël leerden kinderen hun beroepsbekwaamheden gewoonlijk van hun ouders, met wie ze talloze uren doorbrachten, wat vele gelegenheden schonk om de zegeningen van het verbond aan hen door te geven. Onze meer gefragmenteerde cultuur maakt dat we gelegenheden moeten scheppen.

(3) Bovenal moest de oudere generatie model staan voor de volkomen trouw aan God (6:13-19). Dit voortdurend model staan moest ook een volkomen afwijzing van afgoderij omvatten, gehoorzaamheid aan de vereisten van het verbond, het eren van de naam van de Heer, en doen ‘wat recht en goed is in de ogen des HEREN’ (6:18). Hoe trouw hebben wij, door ons eigen leven, ernstige Godgerichtheid opgedragen aan onze kinderen?

(4) We moeten een gevoelig bewustzijn kweken voor de gelegenheden om vragen te beantwoorden die onze kinderen stellen (6:20-25). Bluf daarin nooit. Als je het antwoord niet weet, zoek het dan uit, of vind iemand die het weet. We moeten onszelf afvragen of we maximaal gebruik maken van de vragen die onze kinderen stellen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 2 juni uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org

Geen opmerkingen:

Een reactie posten