zondag 5 juli 2015

Zij zullen u niet overmogen, want Ik ben met u (Jer. 1)


Jozua 7; Psalmen 137-138; Jeremia 1; Matteüs 15

Jeremia leefde in een tijd van dreiging en verval. Geroepen als profeet in het dertiende jaar van de regering van koning Josia, Juda’s laatste hervormende koning (rond 627 v.C.), diende Jeremia meer dan veertig jaar. De val van Jeruzalem vond plaats in 587 (veertig jaar naar de roeping van Jeremia), en de profeet zette zijn dienst daarna nog een tijd voort.

Zijn dienst was gedoemd tot schijnbare vruchteloosheid. Maar God had hem geroepen om de waarheid te spreken over de natie en over het komende oordeel, of zijn woorden nu wel of niet goed ontvangen werden.

Je merkt Jeremia’s groeiende maturiteit en vastberadenheid met het voorbijgaan van zijn jaren dienst. De roeping van Jeremia beslaat het eerste hoofdstuk (Jer. 1). Een paar belangrijke elementen:

(1) Niet alleen kwam Jeremia’s opdracht van God, maar God had hem al uitverkoren van voor zijn geboorte (1:5). In de donkerste uren van tegenstand en wrede behandeling, was dit feit ongetwijfeld een ontzettende geruststelling voor Jeremia.

(2) Jeremia was duidelijk nog een jongeman toen God hem riep voor zijn eerste opdracht. Jeremia protesteerde dat hij te jong was, ‘nog maar een jongen’ (HSV) – maar God wilde van dit excuus niet weten, want Hij is volkomen in staat om iedereen toe te rusten die Hij kiest. God zelf zou de woorden in Jeremia’s mond leggen en hem een profetische stem maken, niet alleen voor Juda, maar ook voor de omliggende volken (1:7-10).

(3) Twee visionaire beschrijvingen verklaren de roeping van Jeremia.
De eerste is een amandeltwijg. Het Hebreeuwse woord klinkt als het Hebreeuws voor ‘waken over’. De amandeltwijg was de eerste om in de lente te ontspruiten, en zo wijst ze op de komst van de lente; in de woordspeling wijst Gods woord naar zijn eigen vervulling, die zonder twijfel moet volgen. Zo wordt Jeremia bemoedigd Gods woorden te brengen met volkomen vertrouwen dat al wat God zegt waar is, en al wat Hij voorspelt zal gebeuren (1:11-12): God waakt over alles.

Het tweede visionaire element is een kokende pot, die uit het noorden verschijnt – een beeldende manier om aan te duiden dat de kokende ketel van oordeel, het oordeel dat Babylon over de nietige natie zou brengen (1:13-16), zou over Juda uitgestort worden vanuit het noorden.

(4) Bovenal zegt God aan Jeremia niet bang te zijn – een veelgebruikt woord van God voor zijn dienstknechten (bijv. Abraham, Gen. 15:1; Mozes, Num. 21:34 en Deut. 3:2; Daniël, Dan. 10:12, 19; Maria, Lukas 1:30; Paulus, Handelingen 27:24). God verbloemt de moeilijkheden niet: Jeremia zal tegenstand krijgen en zal soms alleen staan ‘tegen het gehele land’ (1:18) – maar ‘zij zullen u niet overmogen’, zegt God, ‘want Ik ben met u (…) om u te bevrijden’ (1:19). Alleen dergelijke beloften zijn voldoende om gigantische profetische moed te verkrijgen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 5 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten