Deuteronomium 2; Psalmen 83-84; Jesaja 30; Judas
Jesaja 30 en 31 hangen samen als een duidelijke veroordeling van iedereen die streeft naar een alliantie met Egypte. Beiden hoofdstukken openen met aanzienlijke weerstand tegen deze alliantie (30:1-5; 31:1-3). Maar Jesaja 30 besluit met de genade van God, terwijl Jesaja 31 eindigt met een krachtige oproep tot bekering.
Treffende parallellen komen naar voor tussen Jesaja 30 en een van de andere hierboven aangeduide teksten uit het Bijbelleesrooster, namelijk Judas.
De eerste helft van Jesaja 30 klaagt de leiders in Juda aan die zeer actief de hulp van Egypte najagen. Hun afgezanten hebben al de steden in Egyptes Nijldelta bereikt (30:4). Ezels en kamelen beladen met rijkdom om Egyptes steun te kopen, trekken door de Negev op weg naar het zuiden.
Vanuit Gods gezichtspunt bewijst dit dat ze het verbond niet trouw zijn. Ze zijn ‘opstandige kinderen’ en ‘leugenachtige kinderen’ (30:1, 9), letterlijk ‘rebelse zonen’ – in plaats van de trouwe zoon die God verwachtte (Ex. 4:22-23).
Ze zijn meer als de spreekwoordelijke ‘weerspannige zoon’ van Deuteronomium 21:18-21, waar geen leren aan is, en die uiteindelijk moet veroordeeld worden. En de reden is ontmoedigend: ze willen niet luisteren naar openbaring – of het nu gaat om de oude verbondsbepalingen die elke terugkeer naar Egypte verboden (Ex. 13:17; Deut. 17:16), of om de gezichten van de profeten en zieners uit hun tijd (30:10).
Hun criterium voor aanvaardbare preken is pijnlijk eenvoudig: ‘spreekt tot ons aangename dingen, schouwt begoochelingen; wijkt af van de weg, buigt af van het pad, doet de Heilige Israëls weg uit onze ogen’ (30:10-11).
Dit klinkt ontzettend vergelijkbaar met veel van de zoektocht naar ‘spiritualiteit’ in onze dagen, binnen en buiten de kerk, en klinkt als het ‘therapeutisch christendom’, als het oecumenisch christendom, als het welvaartsevangelie van gezondheid en rijkdom.
Tussen deze bewegingen onderling zijn er natuurlijk grote verschillen, maar wat je typisch bij ze mist is het krachtige thema van naderend oordeel zo er geen onvoorwaardelijke overgave aan Gods genadige openbaring wordt gevonden.
Onze hoop is de genade van God (30:17-33). Hij verlangt zijn volk genadig te zijn (30:18) – of het nu is als hun Leraar (30:18-22), degene die hun land geneest (30:23-26), of de Strijder die hen verdedigt (30:27-33).
Dit zijn de fundamentele alternatieven: genade (30:18) of de brandende stortplaats of verbrandingsplaats (in het Hebreeuws tofteh), de vuurhaard die vooruitwijst naar de hel zelf.
Judas begrijpt dit. In zijn dagen zijn valse leraars die het volk doen dwalen ‘goddelozen (…) onder een straf van eeuwig vuur’ (Judas 4 en 7).
In contrast daarmee: ‘Hem nu, die u voor struikelen kan behoeden en onberispelijk doen staan voor zijn heerlijkheid in grote vreugde, de enige God, onze Heiland, zij door Jezus Christus, onze Here, heerlijkheid, majesteit, kracht en macht vóór alle eeuwigheid, èn nu èn in alle eeuwigheden!’ (24-25).
Eigen vertaling van de overdenking bij 29 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten