maandag 25 mei 2015

Vertrouwt op de HERE voor immer, want de HERE HERE is een eeuwige rots (Jes. 26)


Numeri 34; Psalm 78:40-72; Jesaja 26; 1 Johannes 4

In zijn loflied bejubelt Jesaja de aanstaande triomf van de Heer en toont hij wat het betekent te wachten tot Hij handelt (Jesaja 26). De openingsverzen bieden anticiperende lof (26:1-6), geofferd aan de God die het ultieme Jeruzalem tot de veste van veiligheid maakt (26:2) en de zin in vrede bewaart van iedereen binnen haar muren – iedereen die vertrouwt op de levende God (26:3-4).

Het grootste deel van het hoofdstuk is gewijd aan overdenkingen van wat het betekent te wachten op de ultieme triomf (26:7-21). ‘Ook in de weg uwer gerichten hebben wij U verwacht, o HERE’, schrijft Jesaja, ‘naar uw naam en naar uw gedachtenis ging ons zielsverlangen uit’ (26:8).

Maar terwijl de rechtvaardigen verlangen naar de levende God (26:9a), is de schokkende werkelijkheid dat de mensen die Hem niet kennen nooit iets leren van de genade die God hen betoont (26:9b-10). En zo roept het volk van God naar God opdat Hij zou komen en zijn gerechtigheid zou opleggen (26:11) – nadrukkelijk zoals in Openbaring 6:10.

Ondertussen leeft het getrouwe overblijfsel met ambiguïteit en teleurstelling (26:12-18). Afgoderij tiert welig in het land waarin de levende God vrede beschikte (26:12-13). Het overblijfsel blijft trouw terwijl de maatschappij wel bezwijkt (26:13).

Wat in de daaropvolgende verzen beschreven wordt is bijna het cyclische patroon van Israëls geschiedenis. God beantwoordt de ontrouw met oordeel. Na verloop van tijd keert Hij terug met genade, vergroot Hij de natie, en breidt Hij zijn eigen heerlijkheid uit.

En toch, na al die feiten, wat is het resultaat? De natie is als een vrouw die ineenkrimpt onder de pijnen van een geboorte – en wanneer ze uiteindelijk baart, is het enige wat ze voortbracht wind (26:18). ‘Wij brachten het land geen verlossing aan en wereldbewoners werden niet geboren’ (26:18).

Waar is de grote hoop die verbonden is met Israëls identiteit, met de belofte aan de aartsvaders dat in het zaad van Israël alle geslachten van de aarde gezegend zouden worden (Gen. 12)?

Maar het hoofdstuk eindigt met hoop. Er is zelfs hoop voor hen die gestorven zijn gedurende de lastige cycli van frustratie, falen, futiliteit en oordeel: ze wachtten of stierven niet nodeloos, want ze zullen uit de doden opstaan en delen in de vreugde van de overwinning (26:19) – een belofte van leven waar je al een glimp van opvangt in 25:8, die getoond wordt in de opstanding van Jezus, en uiteindelijk vervuld wordt op het einde (1 Kor. 15; 1 Thess. 4:13-18).

Ondertussen moeten zij die nog steeds in leven zijn geduldig wachten tot de gramschap van God voorbijkomt (26:20-21). Duidelijker dan Jesaja weten wij dat ‘de lichte last der verdrukking van een ogenblik (…) voor ons een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid’ bewerkt (2 Kor. 4:17-18; vgl. Rom. 8:18).


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten