Leviticus 13, Psalmen 15-16, Spreuken 27, 2 Thessalonicenzen 1
Let op het patroon van hoofdletters: ‘Ik heb tot de HERE gezegd: Gij zijt mijn Here, ik heb geen goed buiten U’ (Ps. 16:2). Met andere woorden, wanneer David Jahweh (‘HERE’) aanspreekt, belijdt hij Hem als ‘Here’, zijn Meester; dan voegt hij eraan toe: ‘ik heb geen goed buiten U’.
(1) Aan de ene kant bakenen deze woorden af wat goed is, en daardoor definiëren ze bijna het goede. Niets is uiteindelijk goed als het losstaat van God. Het kan natuurlijk wel in relatieve zin goed zijn. De Heer maakte de zon en verklaarde dit goed, en goed is het: ze voorziet alle energie van deze wereld. Maar werd ze losgemaakt van de kennis van God, dan werd het een voorwerp van aanbidding onder vele volkeren uit de oudheid (Ra genoemd in Egypte – en ook het verbondsvolk zelf raakte verstrikt in syncretistische zonneaanbidding, Ez. 8:16). Vandaag trekt het een heel ander soort zonneaanbidder aan. We kunnen een behoorlijk goede gezondheid genieten; ja dat is zeker iets goeds. Maar stel je voor dat we onze energie gebruiken om te doen wat zelfzuchtig of zondig is, of de zegeningen die de Heer ons schonk benutten om gewoon onze levens zo autonoom mogelijk te kunnen leiden? Buiten de Heer hebben we ‘geen goed’.
(2) Aan de andere kant is de tekst letterlijk waar. Aangezien God de Schepper is van alle dingen, kan niets van de goede dingen die we genieten tot ons gekomen zijn buiten de Heer om. Jakobus schrijft (1:17): ‘Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder’. Paulus vraagt: ‘wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt? En indien gij het dan ontvangen hebt, wat beroemt gij u, alsof gij het niet ontvangen hadt?’ (1 Kor. 4:7). Dus zou onze eerste prioriteit dankbaarheid moeten zijn. Buiten de Heer hebben we ‘geen goed’.
(3) Maar de tekst is beslist diepgaander dan dat. Zijn toon is dichter bij de woorden van Asaf: ‘Wie heb ik (nevens U) in de hemel? Nevens U begeer ik niets op aarde; al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken, mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig’ (Ps. 73:25-26). Vergeleken met de kennis van onze Schepper en Verlosser, is er niets van zeer veel waarde, hetzij in dit leven of in het leven dat nog komt. Buiten de Heer hebben we ‘geen goed’.
(4) De tekst zal bij bepaalde mensen gedachten oproepen aan andere ‘buiten mij’- of ‘zonder mij’-passages. Misschien is het meest bekende voorbeeld te vinden in Johannes 15:5, waar Jezus zegt: ‘Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen’ (cursief toegevoegd). Los van de wijnstok kunnen wij, de ranken, geen vrucht voortbrengen; en buiten Hem hebben we ‘geen goed’.
Eigen vertaling van de overdenking bij 9 april uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org
Geen opmerkingen:
Een reactie posten