Leviticus 7, Psalm 7-8, Spreuken 22, 1 Thessalonicenzen 1
Psalm 7 is de tweede van veertien Psalmen die in de title gelinkt zijn aan een bepaalde historische gebeurtenis (de eerste is Ps. 3). We kunnen de details niet kennen, maar David voelde zich duidelijk vreselijk verraden toen hij valselijk beschuldigd werd door iemand uit zijn naaste omgeving die beter had moeten weten. We zullen ons toespitsen op de laatste vier verzen (7:15-17):
Zie, wie met ongerechtigheid bevrucht werd,
is zwanger van onheil en baart leugen.
Hij delft een kuil en graaft die uit,
maar valt zelf in de groeve die hij maakte.
Het onheil dat hij stichtte, keert weder op zijn hoofd,
en zijn geweld komt neder op zijn schedel.
Ik zal de HERE loven naar zijn gerechtigheid,
en de naam des HEREN, des Allerhoogsten, psalmzingen.
De kleurrijke taal maakt de les treffend. Hier is iemand zorgvuldig een put aan het graven die als een val moet dienen voor iemand anders – maar de graver valt er zelf in. De eerste lijn tekent iemand die ‘met ongerechtigheid bevrucht werd’ en ‘zwanger is van onheil’, maar wat hij baart is niet de problemen die hij wilde voortbrengen, maar (de eigen) desillusie.
De psalmist drukt dan in vers 17 zijn overtuiging op een meer uitgesproken manier: ‘Het onheil dat hij stichtte, keert weder op zijn hoofd, en zijn geweld komt neder op zijn schedel’.
Davids overtuiging is noch gegrond in een bepaalde onpersoonlijke kracht (‘uiteindelijk overwint finaal altijd het recht’), noch in een bepaald Pollyanna-achtig optimisme (‘Ik weet zeker dat het goed zal aflopen’), maar in de gerechtigheid van God: ‘Ik zal de HERE loven naar zijn gerechtigheid, en de naam des HEREN, des Allerhoogsten, psalmzingen’ (7:17). David is niet blind voor de ongerechtigheden van de wereld, maar hij leeft in een theïstisch universum waar het recht uiteindelijk zal zegevieren omdat God rechtvaardig is.
Als we onze gedachten meer algemeen over de bladzijden van de Schrift laten dwalen (dan nog niet gesproken over onze eigen ervaring), dan is het makkelijk om aan gelegenheden te denken waar de trucs en valstrikken van zondige mensen op henzelf vielen voor ze enige echte schade konden aanrichten.
Haman hangt aan de galg die hij klaarmaakte voor Mordechai. Maar in veel gevallen valt het oordeel in dit leven pas op de dader, nadat hij of zij erin slaagde enorme schade aan te richten. David kon niet anders dan dit zelf weten: hij verkeerde zelf in dit geval. Hij slaagde er in met Batseba te slapen en haar echtgenoot Uriah te vermoorden nog voor hij betrapt was, en zelf het oordeel moest onder ogen zien.
Het leven van Judas Iskariot eindigde vreselijk, maar niet vooraleer hij zijn Meester had verraden. Achab moest het profetisch oordeel ondergaan, maar slechts nadat zijn zondige koningin Izebel erin was geslaagd om Naboth te belasteren en te laten ombrengen om zijn wijngaard te kunnen stelen.
Maar de ultieme sanctie is het laatste oordeel, zonder hetwelk er geen finale gerechtigheid in dit universum is.
Eigen vertaling van de overdenking bij 4 april uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org
Geen opmerkingen:
Een reactie posten