zondag 18 maart 2012

'Omdat Ik u de waarheid zeg - Mij gelooft gij niet' (Joh. 8)


Exodus 29, Johannes 8, Spreuken 5, Galaten 4

Twee opmerkingen over Johannes 8:12-51.

(1) Reeds in Johannes 7:7 zei Jezus tegen zijn broers: ‘U kan de wereld niet haten, maar Mij haat zij, omdat Ik van haar getuig, dat haar werken boos zijn’. Zowel in eigen persoon als in zijn compromisloze woorden is Jezus zo aanstootgevend dat de wereld Hem haat. Hij is de zuivere belichaming van 3:19-21, dat ‘het licht in de wereld gekomen is en de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht, want hun werken waren boos’.

Johannes 8 gaat nu verder. Jezus benadrukt dat wanneer de duivel liegt, hij spreekt ‘naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen’ (8:44). Dan voegt Jezus eraan toe: ‘Maar omdat Ik u de waarheid zeg – Mij gelooft gij niet’ (8:45).

Dat is verbazingwekkend. Het eerste van de twee zinsdelen is niet ondergeschikt, alsof Jezus zou gezegd hebben: ‘Hoewel ik u de waarheid zeg, Mij gelooft gij niet’. Dat zou al erg genoeg geweest zijn. Maar Jezus zegt: ‘omdat Ik u de waarheid zeg – Mij gelooft gij niet’ Welke opties laat dit Hem? Moet Hij goedverpakte leugens vertellen die geruste mensen willen horen? Dit had Hem best meer publiek kunnen opleveren, maar het is ondenkbaar dat Jezus een dergelijke koers zou kiezen. Dus blijft Hij de waarheid vertellen, en precies omdat Hij de waarheid vertelt, wordt Hij niet geloofd. De waarheid vertellen tegen zodanig verblinde mensen, is precies wat hun hart verhardt. Het wakkert de verterende haat aan die uitmondt in de vuurzee van het kruis.

(2) Jezus beklemtoont het volgende over Abraham: ‘Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien’ (8:56): waar Jezus waarschijnlijk aan dacht is de belofte die God deed en ook hernieuwde tegenover Abraham, dat in zijn nakomelingschap alle volkeren van de aarde gezegend zouden worden (Gen. 12). Het is onwaarschijnlijk dat Jezus beweert dat Abraham een bepaald visioen kreeg dat het leven en de tijd van Jezus in een soort visionaire vooruitblik uitpakte. Wat Hij eerder bedoelt is dat Abraham God kende, Gods beloften over het nakomelingschap geloofde en in geloof de vervulling van die beloften overdacht, terwijl hij zich verblijdde in het vooruitzicht van wat hij nu nog niet ten volle kon vatten: ‘hij heeft die gezien en zich verblijd’ (8:56).

Maar op zijn minst betekent het dat Jezus het onderwerp en de vervulling van Gods belofte aan Abraham is, waardoor Hij hem overstijgt in belangrijkheid. Meer nog: als het eeuwige Woord (Joh. 1:1) altijd bij God was, en altijd God was, dan was zelfs Abrahams in geloof gevormde overdenking van God niets meer dan een overdenking van Hem die Jezus van Nazareth werd.

‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u’ antwoordde Jezus, ‘Eer Abraham was, ben Ik’ – precies de verbondsnaam van God (Ex. 3:14).

Wanneer zijn tegenstanders stenen oprapen om Jezus te vermoorden omwille van die tweede opmerking, bewijzen ze zijn eerste opmerking.


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org

Geen opmerkingen:

Een reactie posten