dinsdag 20 maart 2012

Jezus is de goede herder (Joh. 10)


Exodus 31, Johannes 10, Spreuken 7, Galaten 6


In de uitgebreide gelijkenis van de herder in Johannes 10 blijft Jezus de breedte en toepassingen van de gelijkenis uitwerken terwijl Hij talrijke punten langsgaat. We kunnen er een aantal van oppikken:

(1) Voor de bijbelkenner is het moeilijk om niet aan Ezechiël 34 te denken. Daar kondigt God de valse herders van Israël aan. Herhaaldelijk zegt Hij er dat er een dag komt waarop Hijzelf de herder van zijn volk zal zijn, waarbij Hij hen zal voeden, leiden en tuchtigen. Jezus’ nadruk dat, zover als herders gaan, zij die voor Hem gekomen zijn ‘dieven en rovers’ zijn (Johannes 10:8), zou zeker herinneringen moeten oproepen aan Ezechiël 34. Dan zegt God, bijna aan het einde van dat hoofdstuk uit het Oude Testament, dat Hij een herder over zijn kudde zal stellen – zijn knecht David. Nu is de Goede Herder hier één met God (1:1), maar afstammend van David.

(2) Als Jezus zichzelf beschrijft als de ‘goede herder’, dan zegt Hij: ‘De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen’ (10:11). Dit rekt de gelijkenis tot het uiterste. In het echte leven kan een goede herder zijn leven wagen voor zijn schapen, en kan hij het ook verliezen. Maar hij offert zijn leven niet vrijwillig op voor de schapen. Om te beginnen: wie zou dan op de andere schapen passen? En in elk geval zou het ongepast zijn: je leven op het spel zetten voor vee is een ding, maar echt kiezen om ervoor te sterven is buiten proportie. Een menselijk leven is meer waard dan een kudde schapen.

(3) Maar voor het geval we de ongerijmdheid van Jezus’ aanspraak nog niet gevat hebben, maakt Hij die nog wat duidelijker. Het is niet dat Hij gewoon zijn leven waagt. Ook is Hij niet slechts de pion in wrede omstandigheden: niemand kan Hem het leven ontnemen. Hij legt het uit zichzelf af (10:18). Ja, de reden dat zijn Vader Hem blijft liefhebben, is dat de Zoon volmaakt gehoorzaam is – en het is de Vaders goede opdracht dat zijn Zoon zijn leven zou afleggen (10:17, vgl. Fp. 2:6-8).

(4) Jezus’ schapen luisteren naar zijn stem, de andere verwerpen Hem. De impliciete uitverkiezing is alomtegenwoordig in het gedeelte (bijv. 10:27-28).

(5) Jezus’ taak omvat niet slechts schapen onder de Israëlieten, maar ook andere schapen ‘die niet van deze stal zijn’ (10:16). Maar als ze Jezus’ schapen zijn, of het nu Joden zijn of heidenen, dan staat er van hen: ‘ze zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder’ (10:16). Hier is de vervulling van de belofte dat in Abrahams nageslacht al de volkeren op aarde gezegend zullen worden. En dit is ook waarom er in de laatste analyse, nooit meer dan één hoofd van de kerk kan zijn – Jezus Christus zelf.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org

Geen opmerkingen:

Een reactie posten