Exodus 14, Lukas 17; Job 32; 2 Korinthiërs 2
Drie opmerkingen over de doortocht door de Rode Zee (Ex. 14).
Ten eerste gaat de dynamische confrontatie tussen Farao en de soevereine Heer verder. Aan de ene kant volgt Farao zijn begeertes. Hij concludeert daarbij dat de Israëlieten vast zitten tussen de zee en de woestijn en dus een makkelijke prooi zijn (14:3). Bovendien beklagen Farao en zijn hofhouding nu dat ze het volk lieten gaan. Slavernij was een van de fundamentele sterktes van hun economisch systeem en beslist de belangrijkste hulpbron in hun bouwprogramma’s. Misschien waren de plagen vreselijke toevalligheden en niets meer. De Israëlitische slaven moeten worden teruggehaald.
Maar God is geen passieve speler wanneer de gebeurtenissen zich verder ontvouwen, en hij is ook meer dan gewoon iemand die het initiatief van anderen beantwoordt. Hij leidt de vluchtende Israëlieten weg van de route naar het Noordoosten, niet alleen maar opdat ze de confrontatie met de Filistijnen zouden vermijden (13:17), maar ook opdat de Egyptenaren zouden concluderen dat de Israëlieten in de val zitten (14:3). In feite lokt God de Egyptenaren in een val. Dat Hij daarbij het hart van Farao verhardt maakt deel uit van de strategie (14:4, 8, 17).
Deze machtige voorzienige soevereiniteit is wat het vertrouwen van het volk van God moet versterken (14:31). Bovenal is de Heer vastbesloten dat in deze confrontatie zowel de Israëlieten als de Egyptenaren zullen leren wie God is. ‘Ik zal Mij verheerlijken aan Farao en aan zijn gehele legermacht … de Egyptenaren zullen weten, dat Ik de HERE ben, doordat Ik Mij verheerlijken zal aan Farao, aan zijn wagens en aan zijn ruiters’ (14:17-18). ‘Toen zag Israël, welk een machtige daad de HERE tegen Egypte gedaan had; en het volk vreesde de HERE en zij geloofden in de HERE en in Mozes, zijn knecht’ (14:31).
Ten tweede verschijnt de ‘Engel des Heren’ opnieuw (14:19) – niet als een engel maar ’s nachts als een kolom van vuur en overdag als een wolkkolom, die het volk afwisselend leiden en afscheiden van de achtervolgende Egyptenaren. Maar bekijk je het van een andere kant, dan kun je ook zeggen: ‘De HERE ging voor hen uit, des daags in een wolkkolom om hen te leiden op de weg, en des nachts in een vuurkolom om hun voor te lichten, zodat zij dag en nacht konden voortgaan’ (13:21). De dualiteiten die we eerder zagen (zie Ex. 3; overdenking voor 20 februari) gaan verder.
Ten derde, welke middelen (zoals de wind) ook dienstbaar waren bij het splijten van de Rode Zee, de gebeurtenis wordt – net als de plagen – voorgesteld als wonderbaarlijk. Dit betekent dat niet het gewone voorzienige ordenen van alles wordt gezien (welke regelmatigheid wetenschap mogelijk maakt), maar het ingrijpen van God boven of tegen de manier waarop Hij normaal de dingen doet (Dit maakt wonderen uniek en daarom niet bruikbaar voor wetenschappelijke analyse). Want een volk laten wandelen op het droge tussen muren van water (14:21-22) is iets wat de soevereine God van de schepping kan voor elkaar krijgen, maar niemand anders.
Eigen vertaling van de overdenking bij 3 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org
Geen opmerkingen:
Een reactie posten