Genesis 12, Mattheüs 11, Nehemia 1, Handelingen 11Deze passage, Genesis 12, betekent een keerpunt in het zich ontvouwende heilsplan van God. Vanaf nu focust God in zijn handelen niet meer op individuele personen, maar op een volk, een natie. Dit is het keerpunt dat de oudtestamentische documenten zo uitgesproken Joods maakt. Uiteindelijk komen uit dit volk heel wat zaken voort: de wet, priesters, wijsheid, patronen van relaties met God en zijn verbondsvolk, openbaringen, profetieën, klaagzangen, psalmen – een rijk pallet van instellingen en teksten die vooruitwijzen, op manieren die steeds duidelijker worden, naar een nieuw verbond dat voorzegd werd door de profeten van Israël.
Zelfs in dit initiële verbond met Abram sluit God een belofte in die de horizon breder maakt dan Israël, een belofte die herhaaldelijk opnieuw opduikt in de Bijbel.
God zegt aan Abraham: ‘met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden’ (12:3) (NBV wijkt hier af, maar heeft een voetnoot, JL). Opdat we het belang ervan niet zouden missen, herhaalt het boek Genesis de belofte (18:18; 22:18: 26:4; 28:14). Een millennium later krijgt dezelfde belofte een andere focus: deze keer niet de natie als een geheel, maar wel een van Israëls grote koningen: ‘Zijn naam zal eeuwig bestaan, zijn naam zal voortleven zolang de zon zal schijnen. Men zal wensen gezegend te worden als hij, en alle volken prijzen hem gelukkig’ (Ps. 72:17).
De ‘evangelische profeet’ vertolkt vaak dezelfde brede focus (bijv. Jes. 19:23-25). De vroegste prediking in de kerk, na de opstanding van Jezus, verstond dat de redding die Jezus introduceerde een vervulling was van die belofte aan Abraham (Hd. 3:25). De apostel Paulus legt hetzelfde verband (Gal. 3:8).
Zelfs wanneer de passage uit Genesis niet specifiek wordt geciteerd, duikt hetzelfde standpunt op honderden manieren weer op: dat het vanaf het begin Gods uiteindelijke doel is om mannen en vrouwen in een nieuwe mensheid samen te brengen die Hij gestalte geeft. In feite – weliswaar los van deze passage – wijzen twee van de drie overblijvende gedeeltes uit het leesregime voor vandaag (zie bovenaan) in dezelfde richting.
In Mattheüs 11:20-24 maakt Jezus in verontrustende bewoordingen duidelijk, dat heidense steden op de laatste dag – hoewel gestraft - mogelijk minder gestraft zullen worden dan de steden van Israël die het niet te schatten voorrecht kregen om Jezus zelf te horen en zijn wonderen te zien, maar er niets mee aanvingen. Zijn eigen uitnodiging is breed: ‘Kom tot mij allen die vermoeid en belast zijt, en ik zal u rust geven’ (Matt. 11:28).
En in Handelingen 11 verhaalt Petrus de kerk in Jeruzalem zijn wedervaren met Cornelius en diens huisgezin. Hij leidt hen tot de conclusie: ‘Dan geeft God dus ook de heidenen de kans om tot inkeer te komen en het nieuwe leven te ontvangen.’ (Hand. 11:18).
Christus ontvangt de onophoudelijke lof van de hemel, omdat Hij met zijn bloed mensen heeft gekocht voor God ‘uit elke stam en taal en volk en natie’ (Opb. 5:9; zie overdenking voor 15 december).
Eigen vertaling van de overdenking bij 11 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998. Dit dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten