maandag 9 november 2015

Wee die dag, want nabij is de dag des HEREN (Joël 1)

2 Koningen 22; Hebreeën 4; Joël 1; Psalmen 140-141

De profetie van Joël is om verschillende redenen merkwaardig. De meeste canonieke Oudtestamentische profetieën worden uitgesproken door profeten die de tijd van hun dienstwerk aanduiden met een verwijzing naar de regering van koningen (bijv. Hosea 1:1). Joël doet niets in die zin. Ook hebben we geen idee wie zijn vader Petuël is.

Schattingen over de ontstaansdatum van het boek variëren van de negende eeuw v.C. tot de tweede eeuw v.C. De tempel is duidelijk in gebruik (bijv. 1:13), maar het is onzeker of dit de eerste tempel is (gebouwd tijdens de regering van Salomo) of de tempel die werd gebouwd nà de ballingschap.

In bepaalde opzichten is die onbepaaldheid een voordeel. Terwijl we de specificiteit verliezen die veel van de Oudtestamentische profetische geschriften kenmerkt, verkrijgen we een soort tijdloos gevoel dat misschien de toepassing makkelijker maakt.

Het is bijna zeker dat wat aan de crisis voorafging een sprinkhanenplaag was (hoewel sommigen de sprinkhanen zien als beeld voor een machtig leger). Die ervaring is de vorm geworden die de profeet gebruikt om het volk op te roepen tot bekering in het licht van het voorbije en voorspelde oordeel.

Het is ook de achtergrond voor enkele van de meest levendige profetieën voor de toekomst, vervuld bij de komst van het evangelie, die we vinden in geheel de Oudtestamentische canon (zie in het bijzonder de overdenking van morgen).

De sprinkhanenplaag die wordt geschetst in Joël 1 is een welbekend fenomeen in bepaalde delen van de wereld vandaag. Eens sprinkhanen zijn uitgezwermd, kun je ze bijna onmogelijk stoppen.

Werkelijk verschrikkelijke sprinkhanenplagen werden gezien voor wat ze waren: het oordeel van God. Dit is waarom Salomo in zijn gebed bij de inwijding van de tempel de mogelijkheid vermeldt dat God zijn volk zou tuchtigen met sprinkhanen – en hij schrijft voor wat eraan te doen (1 Koningen 8:37).

Joël doet dit. Hij nodigt in het bijzonder de priesters uit (‘gij dienaren van het altaar’, 1:13) om rouwgewaden aan te trekken, te treuren en een heilig vasten en een plechtige bijeenkomst uit te roepen, terwijl hij de oudsten naar de tempel sommeert om de Heer te aanroepen (1:13-14).

Joël zelf beëindigt het hoofdstuk met de kreet ‘Tot U, HERE, roep ik’ (1:19).

Dit is een goede plaats om een ogenblik na te denken over hoe we dergelijke rampen moeten zien. We mogen niet het standpunt van fatalisten overnemen. Als we sprinkhanen vandaag kunnen tegenhouden (satellieten kunnen soms beginnende insectenzwermen spotten, waarna ze gestopt worden door vrachtwagens met pesticiden), dan moeten we dit doen – op precies dezelfde manier als we oorlog, plagen, aids, honger en andere rampen een halt moeten toeroepen.

Maar in een theïstische wereld waarin God soeverein is, moeten we ook het dwingende oordeel van God horen die zijn beelddragers oproept om hun zondige egoïsme af te zweren en genade van Hem af te smeken.


Eigen vertaling van de overdenking bij 9 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten