zaterdag 7 november 2015

Aan Babels stromen, daar zaten wij, ook weenden wij (Ps. 137)

2 Koningen 20; Hebreeën 2; Hosea 13; Psalmen 137-138

Het past dat we Hosea 13 moeten lezen in verbinding met Psalm 137. Hosea 13 brengt de beloften van de profeet met betrekking tot oordeel naar hun hoogtepunt. God zal het trotse Samaria (Efraïm) vernietigen. Gelijkaardige waarschuwingen werden regelmatig gebulderd tegen Juda, maar zij toonden geen tekenen van berouw. In 587 v.C. verwoestte God Jeruzalem en de laatste grote golf mensen werd in ballingschap gevoerd.

Hier in Psalm 137 verwoorden de gevangen van die ramp hun volkomen wanhoop, en bijna heel hun focus ligt op de secundaire uitvoerders – hun gevangennemers, de Edomieten, het volk van Babylon. En beide perspectieven houden steek en zijn complementair.

Hier zal ik over de vier delen van Psalm 137 nadenken.

(1) Het eerste (137:1-3) is zo levendig dat het klinkt als de herinnering van ooggetuigen. Een reliëf uit het Assyrisch paleis van Sanherib in Nineve beeldt drie krijgsgevangen af die op hun lieren spelen terwijl een soldaat met hen mee stapt; ongetwijfeld gebeurde dit ook in Babylon.

‘Babels stromen’ waren een kanalensysteem dat verbonden was met de rivierensystemen van Tigris en Eufraat. De ‘citers’ (lieren) waren instrumenten van vreugde. In de symbolische taal van Openbaring 5, wanneer de leeuw die tegelijk het lam is de boekrol uit de rechterhand van de Almachtige aanneemt, waarmee hij aantoont dat hij waardig is de boekrol te openen en al Gods plannen in zegen en oordeel ten uitvoer te brengen, barsten alle ‘citers’ los; het is een moment van onuitsprekelijke vreugde, het tegengestelde van deze paragraaf.

(2) Maar de ballingen weigeren te zingen (137:4-6). Alle associaties van de liederen van de Heer zijn verbonden met Jeruzalem en de tempel. Voor hen was hun besliste weigering, zelfs tegenover hun mishandelende gevangennemers, niet alleen een teken van pathos en harteleed (v. 4), maar ook van passie en trouw (vv. 5-6).

(3) De Edomieten hadden zich zichtbaar verheugd in de verwoesting van Jeruzalem en er mogelijk ook aan meegeholpen. Op dit punt heeft de profeet Ezechiël meer te zeggen (Ez. 35; zie de overdenking voor 2 oktober).

God haat zelfgenoegzaamheid en een wraakgierige geest. Het oordeel over Jeruzalem kwam, uiteindelijk, van God – maar hij zou ook hen oordelen die zich verheugden in Jeruzalems val en eraan bijdroegen.

Een van de lelijkste recente bewijzen van die zelfgenoegzame wraakgierigheid binnen de rangen van belijdend evangelicalisme was de slogan ‘geen tranen voor homo’s’ (Eng.: ‘no tears for queers’), nadat een jonge homofiele man was doodgeslagen.

(4) Aan het einde van een belegering gebeurt het dat soldaten van de overwinnaar kleine kinderen bij hun enkels vastgrijpen en ze doden door hun hoofden tegen een muur te slaan. Wat dergelijk barbarisme strikt gesproken vereist wil gerechtigheid kunnen zegevieren, is vergelijkbaar lijden.

Deze opgewonden zinnen zijn geen koude beleidslijnen, maar de hartenkreten van morele verontwaardiging. We moeten de kwelling horen, vooraleer we ook God horen beklemtonen dat Hem de wraak toekomt (Rom. 12:19).


Eigen vertaling van de overdenking bij 7 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten