woensdag 18 november 2015

Gebed is de hand leggen op Gods gewilligheid (Amos 7)

1 Kronieken 11-12; Hebreeën 13; Amos 7; Lukas 2

In Amos 7:1-9 doet de profeet voorbede bij God om twee catastrofale oordelen af te wenden. In beide gevallen ziet de Here van zijn voornemen af (7:3, 6). Maar dan legt God een paslood aan om aan te tonen hoe verdraaid Israël is, en Hij belooft dat Hij het volk niet langer zal sparen (7:6-9). Twee gedachten:

(1) Indien God oneindig geduldig was, zou er geen oordeel zijn. Heel wat mensen denken op die manier over God. God is goed, dus kan Hij niet anders dan ons vergeven: dat is zijn job. Zo redeneerde Catharina de Grote. De Bijbel benadrukt dat een dergelijk beeld van God hopeloos vertroebeld is. Anderzijds, indien God ogenblikkelijk recht deed geschieden, dan zou er geen plaats zijn voor mededogen of lankmoedig uitstel.

Dergelijke spanning is verbonden met vele deugden. Ware moed veronderstelt vrees die overwonnen is. Als er helemaal geen angst is, kan er ook geen moed zijn.
Evenzo, als er geen toorn is, is lankmoedigheid niet langer een deugd; die gaat dan op in een vreemdsoortige mengeling van aardigheid en morele onverschilligheid.

Zo bestaat een groot deel van wat deze scènes de oude Israëlieten leren uit het feit dat Gods geduld opraakt. De reden dat Hij hen nog niet uit de weg geruimd heeft is dat Hij lankmoedig is. Maar ware lankmoedigheid veronderstelt dat het recht vroeg of laat moet overwinnen: het is een oproep tot bekering voor het te laat is.

(2) God verhoort de voorbede van Amos hier en laat af – zoals in een aantal andere pakkende passages waarin God hartstochtelijke voorbede verhoort (Gen. 18:23-33; 20:7; Ex. 32:9-14; Job 42:8-9).

Hoe valt dit te rijmen met een gedeelte als 1 Samuël 15:29? ‘Ook liegt de Onveranderlijke Israëls niet en Hij kent geen berouw; want Hij is geen mens, dat Hij berouw zou hebben’? Indien ik zeker zou zijn dat ik Gods gedachten op een bepaalde absolute manier zou kunnen veranderen, dan zou ik toch doodsbenauwd zijn het te proberen, want ik weet veel, veel minder dan Hem.

Maar ‘het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt’, wordt ons verteld (Jak. 5:16-18). Het punt is zeker dat deze God niet een soort koude, deterministische, mechanische kracht is. Hij is een persoonlijke God die zowel middelen bepaald heeft als doeleinden – middelen zoals ook voorbede.

Willen we bidden volgens Gods wil (1 Joh. 5:14), dan had Luther het juist: ‘Gebed is niet het overwinnen van Gods tegenzin. Gebed is de hand leggen op Gods gewilligheid’. Het is niet zozeer een middel om God in een positie te praten die Hem tegenstaat, het is een door God beschikt middel om de zegeningen te verwerven die God in de volmaaktheid van zijn deugden graag wil schenken. Maar die volmaaktheid van deugden betekent ook dat er een punt kan komen waarop de botsing van heiligheid en zonde uitmondt in onverbiddelijke toorn die niet meer kan worden afgewend.


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten