vrijdag 11 september 2015

Mensenkind, deze mannen dragen hun afgoden in het hart (Ez. 14)

2 Samuël 6; 1 Korintiërs 16; Ezechiël 14; Psalm 55

Drie opmerkingen vanuit Ezechiël 14:

Ten eerste ruikt de bijzondere uitdrukking ‘dragen hun afgoden in het hart’, die diverse malen met minieme variaties wordt herhaald in 14:1-8, naar dubbelhartigheid. Publiek kan er nog aardig wat verbondstrouw gevonden worden, maar er is gewoon geen hartsloyaliteit. Afgoden oprichten in je hart staat gelijk met afvallig worden van de levende God (14:7).
Dit gevaar is vandaag niet minder verraderlijk dan in Ezechiëls tijd. We kunnen er ergens wel in slagen om ons aan onze geloofsbelijdenis te houden, maar als er iets misgaat, dan toont onze ongecontroleerde woede dat we weinig echt vertrouwen in de levende God bezitten: onze geheime afgod is comfort en fysiek welzijn.

We bezoeken de kerk, maar in de privésfeer bidden we zelden of lezen we het Woord van God weinig zorgvuldig. We zingen lustig op zendingsconferenties, maar hebben al jaren het evangelie niet meer met iemand gedeeld. En diep vanbinnen zijn we meer geïnteresseerd in onze reputatie, of in seks, of in reizen, dan vol te worden van de schitterende glans en majesteit van God.

Denk goed na over 14:8 en vraag vergeving en genade om meer vasthoudend te worden.

Ten tweede zijn degenen die afgoden in hun hart oprichten precies die mensen die het makkelijkst een profeet of prediker opzoeken om de schijn op te houden en zich van een beetje hulp voor onderweg te verzekeren.
Maar God zegt, ‘Ik, de HERE, zal hem bij zijn komst van antwoord dienen met zijn vele afgoden’ (14:4). Hij zal de profeten ‘verdwazen’ (14:9-11) – het woord kan hier beter weergegeven worden als ‘misleiden’. Gods ‘misleiding’ van de profeten maakt deel uit van zijn justitiële straf. Maar het is een specifieke ‘misleiding’, want Gods openbaring is daar al aanwezig in publieke Schrift die kan gelezen en bestudeerd worden; bovendien vertelt Hij de profeten nu openlijk over zijn justitiële hand over hen.

Bezaten ze ook maar een jota geestelijke fijngevoeligheid, dan had de waarschuwing hen tot zelfonderzoek en berouw aangezet. Maar nee: de straf is uitgesproken, en zij zijn misleid. Dergelijke profeten liegen tegen het volk, en het volk houdt van de leugens en luistert er naar (vgl. 13:19).

Ten derde
wordt het oordeel soms zo onvermijdelijk dat zelfs de aanwezigheid van de meest rechtvaardige niet meer voor enig uitstel kan zorgen (14:12-23). De redenering veronderstelt de theologie van Genesis 18: God kan een zondige stad of zondig volk sparen ter wille van de rechtvaardige die er woont.

Maar waar de zonde welig tiert, zal zelfs de aanwezigheid van Noach (gespaard uit de zondvloed), Job (‘vroom’ en ‘oprecht’ verklaard, Job 1:1), en Daniël (Ezechiëls tijdgenoot, die dienst doet aan het Babylonische hof en bekendstaat om zijn vroomheid), de ramp niet tegenhouden die God beveelt. Wanneer de ballingen de weerzinwekkende wandel van de nieuwe vluchtelingen zullen opmerken, zullen ze zich zelfs realiseren hoezeer God het bij het rechte eind had (14:22-23).


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 september uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten