woensdag 30 september 2015

Jou, mensenkind, heb ik als wachter aangesteld voor het volk van Israël (Ez. 33)

1 Koningen 2; Galaten 6; Ezechiël 33; Psalmen 81-82

Ezechiël 33 vormt een keerpunt in het boek. De hoofdstukken 33-37 brengen verslag uit over profetieën die gerelateerd zijn aan de val van Jeruzalem. Hoewel de waarschuwingen en oproepen tot bekering doorgaan, hoor je nu een opkomende noot van vertroosting.

Zo lang de ballingen moeilijk konden geloven dat Jeruzalem zou vallen, was Ezechiël een en al waarschuwing. Eens de val plaatsgevonden, geeft God Ezechiël in zijn genade woorden die de ballingengemeenschap zullen vertroosten, hun geloof zullen voeden en hun begrip en wil zullen sterken.

Vooraleer we dit keerpunt bereiken, keert de eerste helft van het hoofdstuk terug naar een thema dat het eerst werd ingeleid in 3:16-21: Ezechiël als wachter. Het thema keert terug omdat Ezechiël nu een nieuwe fase in zijn bediening begint. In zekere zin wordt hij opnieuw aangesteld.

Tegelijk biedt het nieuws dat hij moet overbrengen over de val van Jeruzalem het volk een nieuwe kans om zich te bekeren en God te vertrouwen. Zo valt de eerste helft van het hoofdstuk (33:1-20) op een natuurlijk manier uiteen in deze twee thema’s.

Aan de ene kant herinnert God de profeet aan zijn vreselijke verantwoordelijkheid als wachter (33:1-9). Hij is vastbesloten om een beetje afgezonderd te blijven van zijn medeballingen. Hij moet de wacht houden, naar God luisteren en trouw verkondigen wat God hem opdraagt, terwijl hij waarschuwt voor de oordelen die komen en oproept tot geloof in Gods trouw.

Aan de andere kant is het volk geroepen om gehoor te geven aan de waarschuwingen van de wachter (33:10-20). Ze mogen niet vertrouwen op hun eigen gerechtigheid en mogen niet vervallen in fatalisme.

De gepaste reactie is altijd om acht te geven op Gods wachter, want God zelf is degene die verklaart: ‘Zo waar ik leef (…) de dood van een slecht mens geeft me geen vreugde, ik wil dat hij een andere weg inslaat en in leven blijft. Kom toch terug van de heilloze weg die jullie zijn ingeslagen, keer om, want waarom zouden jullie sterven, volk van Israël?’ (33:11).

Zo komt het nieuws: Jeruzalem is gevallen (33:22). Ezechiël wordt nu vrijgelaten uit de stilte die God hem eerder had opgelegd: hij kan openlijk converseren en andere dingen zeggen dan wat hem als profeet gegeven was. Maar alles wat hij in de rest van dit hoofdstuk zegt zijn nog meer woorden van de Heer.

Hij heeft twee thema’s.

(a) Wat de mensen betreft die bij de ruïnes van Jeruzalem zijn achtergebleven, zij zijn altijd de optimisten. Zij denken dat ze zichzelf weer zullen oprichten, hoewel ze hun zonden niet hebben afgezworen. Dus zal God doorgaan hen te tuchtigen tot er alleen nog maar woestenij is, zodat ze zullen leren dat Hij de Heer is (33:23-29).

(b) Wat de ballingen betreft tot wie Ezechiël zich rechtstreeks richt, zij hebben geleerd om met plezier naar hem te luisteren, zoals iemand luistert naar een begaafd redenaar – maar ze hebben niet geleerd om berouw te tonen.

Waar vinden we vandaag de nauwste overeenkomsten met dergelijke standpunten?


Eigen vertaling van de overdenking bij 30 september uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten