2 Koningen 4; 1 Timotheüs 1; Daniël 8; Psalm 116
Een paar jaar geleden ontving ik een brief van iemand die me vertelde dat hij een van mijn boeken gelezen had en van streek was omdat ik vaak naar de Heer Jezus Christus verwees als ‘Jezus’. Hij citeerde verschillende passages over het belijden van Jezus als Heer (bijv. Rom. 10:9), en hoe een dergelijke belijdenis het teken is dat je de Geest bezit (1 Kor. 12:3).
Ik schreef terug en legde uit dat wanneer ik verwijs naar de Heer Jezus Christus als Jezus, ik daarbij zijn ‘Heer-zijn’ niet ontken. Eerder is het zo dat ik het op dat moment niet weergeef.
Verder handelde het boek dat hij had gelezen over een van de synoptische evangeliën. In de evangeliën wordt het vaakst gewoon naar de Heer Jezus verwezen als ‘Jezus’. Dus aangezien ik een commentaar schreef over een van de evangeliën, was ik geneigd te verwijzen naar Jezus op dezelfde manier als de Schrift dit doet. Wanneer ik een passage van pakweg Paulus uitleg, ben ik geneigd overwegend de manieren te gebruiken die ook de apostel gebruikt om Jezus aan te spreken of naar Hem te verwijzen.
Ik kreeg van hem een veel bladzijden tellend document terug met daarin de meeste passages die verwijzen naar Jezus als Heer, waarbij veel redenen gegeven werden voor het belang van een dergelijke belijdenis, en nog veel meer van hetzelfde. Hij beantwoordde geen enkel punt uit mijn brief: ik was louter kanonnenvoer voor zijn tirade.
Het was het antwoorden niet waard. Vanuit zijn gezichtspunt leefde hij de Schrift na. Voor mij leek hij meer dan een beetje op de mensen naar wie Paulus verwijst: ‘zij willen leraars der wet zijn, zonder ook maar te beseffen wat zij zeggen of waarover zij zo stellig spreken’ (1 Tim. 1:7).
Natuurlijk heeft Paulus specifieke tegenstanders in gedachten, en hun profiel stemt niet exact overeen met dat van mijn briefschrijver. Niettemin zijn er in elke generatie mensen die in en rond de kerk frequenteren die ‘een andere leer’ brengen (1:3 [NBV spreekt over een ‘afwijkende leer’, in het Engels is er sprake van ‘false doctrines’, dus eerder een valse leer, JL]) en die zich wijden aan randzaken.
Een kerel die ik had onderwezen in een avondschool raakte ervan overtuigd dat hij de sleutel tot de Schrift bezat via een bepaalde omslachtige typologie van de besnijdenis.
Iemand anders schreef me vanuit Australië en kwam met een enorme synthese die opmerkelijk onzinnig is, terwijl hij alle uitgevers veroordeelt omdat ze zo enggeestig en heterodox zijn dat ze zijn inzichten niet het podium bieden dat hij vindt dat ze verdienen.
Nog weer een ander schreef herhaaldelijk volumineuze brieven en drong erop aan dat ik zijn manuscript zou uitgeven omdat de hele wereld het nodig moest lezen.
Wat deze mensen gemeen hebben is valse leer, een klemtoon op randzaken (zelfs al gaat het dan niet om geslachtsregisters, 1:4) die verdraait wat centraal staat, en een arrogantie die zichzelf verraadt door eindeloos ‘ijdel gepraat’ (1:6). Wat hen ontbreekt is het doel van het evangeliegebod, en dat is liefde en ongeveinsd geloof, tot bevordering van Gods werk (1:4-5).
Eigen vertaling van de overdenking bij 23 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten