zaterdag 25 oktober 2014

Opziener worden, een eerzaam streven (1 Tim. 3)


2 Koningen 6; 1 Timotheüs 3; Daniël 10; Psalm 119:1-24

In het Nieuwe Testament vind je twee uitgesproken ambten in gemeenten. Aan de ene kant zijn er de pastors [of voorgangers, JL] (het woord komt van de Latijnse uitdrukking voor ‘herders’), die ook oudsten of opzieners worden genoemd (het woord werd in oudere vertalingen weergegeven als ‘bisschoppen’ [Eng.: bishops]).

Aan de andere kant zijn er de diakenen. Het was pas in de tweede eeuw dat bisschoppen een soort van derde trap werden in het kerkelijke gezag, waarbij ze diverse voorgangers/oudsten superviseerden die onder hen stonden.

Dus wanneer Paulus kort de criteria uiteenzet om een ‘opziener’ te worden (1 Tim. 3:1-7), dan reikt hij eigenlijk de criteria aan voor het voorgangersambt. Het kan helpen als we kort een aantal punten overdenken:

(1) Enerzijds zijn de criteria die Paulus ons verschaft niet bijzonder verheven of moeilijk. Er staat niets over een elite-opvoeding, een bepaalde persoonlijkheid, tot een aristocratische groep in de maatschappij horen of een bepaalde leiderschapsbekwaamheid. De lijst bevat dingen als niet dronken worden, niet opvliegend zijn en dergelijke.

(2) Met uitzondering van slechts twee kwalificaties, wordt al het andere in deze lijst ook opgedragen aan alle christenen. Als de opziener bijvoorbeeld ‘gastvrij’ moet zijn (3:2), dan wordt hetzelfde ook aan alle christenen opgedragen in Hebreeën 13:2. Als christen voorgangers ‘niet verslaafd aan wijn’ mogen zijn (3:3), dan geldt dit ook voor gelijk welke andere christen.

Met andere woorden: wat de christen voorganger in de eerste plaats moet karakteriseren, is dat hij die kenmerken en tekenen van volwassenheid tentoonspreidt die ook zonder uitzondering opgelegd worden aan alle gelovigen. Dus zou de christen oudste een voorbeeld moeten zijn van hoe het christenleven er moet uitzien. In die zin liggen de eisen in hun geheel dus inderdaad wel hoog.

(3) De twee kwalificaties die anders zijn, zijn de volgende:

(a) Van de christen voorganger wordt verwacht dat hij ‘bekwaam’ is ‘om te onderwijzen’ (3:2). Dit veronderstelt kennis en de vaardigheid om die kennis ook te communiceren. Dit is de onderscheidende eigenschap van dit ambt.

(b) Christen voorgangers mogen niet ‘pas bekeerd’ zijn (3:6). Dit sluit duidelijk sommige christenen uit. Wat ‘pas bekeerde’ betekent zal ongetwijfeld variëren afhankelijk van de leeftijd en maturiteit van de kerk, aangezien het criterium noodzakelijkerwijs verbonden is met hoe recent anderen tot bekering gekomen zijn.

(4) Het nauwe verband tussen het gezin en de kerk (3:4-5) is nogal verbazingwekkend. Niet elke christen vader komt in aanmerking om een oudste te zijn in de kerk; van elke christen vader wordt niettemin verwacht dat hij oudstenkenmerken vertoont in zijn eigen gezin.

(5) Diverse kwalificaties zijn verbonden met de specifieke verantwoordelijkheid van dit ambt. Als hij moet onderwijzen, moet de oudste gastvrij zijn, een goede reputatie genieten bij buitenstaanders, geen ruziemaker blijken, en onaangetast door geldelijke verleidingen. Een louter schoolse theoloog zonder liefde voor mensen zal niet volstaan.


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten