1 Koningen 4-5; Efeziërs 2; Ezechiël 35; Psalm 85
Christenen wordt vaak geleerd Efeziërs 2:8-9 te memoriseren: ‘Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme’. Er worden zeker prachtige waarheden uitgedrukt in deze zinnen. Maar ik zal focussen op een aantal van de dingen die Paulus zegt in de omringende verzen.
(1) Voor onze bekering waren wij, net als de Efeziërs, dood door onze ‘overtredingen en zonden’ (2:1). Door onze verslaving aan overtredingen en zonden, door onze gewoonte de wegen van de wereld te volgen (2:2), omdat we tegelijk misleid waren door de duivel (2:2) en ons wijdden aan de bevrediging van de verlangens en gedachten van onze zondige natuur (2:3), was er voor ons gewoon geen manier om het evangelie positief te beantwoorden.
Erger nog, ons tragisch onvermogen was een moreel onvermogen: ‘wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns’ (2:3). Er was geen hoop voor ons, tenzij God zelf ingreep en leven bracht waar er slechts dood was en barmhartigheid bewees waar zijn eigen gerechtigheid toorn vereiste.
(2) Dit is wat God deed: terwijl wij nog steeds dood waren, heeft God, ‘die rijk is aan erbarming’, om zijn grote liefde voor ons, ons ‘mede levend gemaakt met Christus’ (2:4-5). Dit was louter vanuit zijn genade: we konden onszelf zeker niet helpen, omdat wij ‘dood waren’ (2:5).
(3) God maakt ons zelfs zodanig één met Christus dat we in zijn ogen al zijn opgewekt met Hem en gezeten zijn ‘in de hemelse gewesten, in Christus Jezus’ (2:6). God heeft deze stappen genomen ‘om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar (zijn) goedertierenheid over ons in Christus Jezus’ (2:7). Dus ligt onze ultieme hoop en verwachting nog voor ons. Geen christen kan staande blijven zonder dit toekomstperspectief te zien en naar waarde te schatten.
(4) Op dit punt benadrukt Paulus de zuivere barmhartigheid van het geschenk van de behoudenis, een geschenk dat ontvangen wordt door geloof, dat zelf het geschenk van God is, en heel apart staat van gelijk welk werk dat we kunnen verrichten. Want als we konden, dan zouden we erover roemen.
(5) Maar niets van dit alles betekent dat we ons leven voortzetten zoals we dit voorheen deden – dood in overtredingen, terwijl we onze eigen verlangens en gedachten nastreven. Verre van: wij die Gods genade hebben ontvangen, en het geloof om ons die eigen te maken, zijn 'zijn maaksel’, ‘in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen’ (2:10). Iemand kan niet meer van reddende genade genieten zonder in goede werken te wandelen, dan iemand reddende genade kan ervaren zonder ooit de onmetelijke rijkdom te kennen die ons wacht in de komende eeuw. Die grote behoudenis is één geweldig pakket!
Eigen vertaling van de overdenking bij 2 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten