woensdag 22 oktober 2014

'Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten' (2 Thess. 3)

2 Koningen 3; 2 Thessalonicenzen 3; Daniël 7; Psalmen 114-115

Het gedeelte in 2 Thessalonicenzen 3:6-13 is uniek in het Nieuwe Testament. Op geen enkele andere plaats vinden we zoveel zinnen gewijd aan de zonde van luiheid.

Het is zeker mogelijk om werk zelf of de beloningen die eruit voortkomen tot afgoden te maken. Dit is vaak waar mensen aan denken als ze neerbuigend spreken over de ‘Protestantse werkethiek’.

Maar je moet nog altijd stellen dat het passende antwoord op de zonde van werk een afgod te maken niet rust is: dit zou gewoon weer van rust en genot een afgod kunnen maken. Maar het passende antwoord is bekering, en geloof in en gehoorzaamheid aan God. Dan moet werk zijn juiste plaats krijgen in een wereld die door God en zijn Woord wordt gekaderd.

Het kan niet anders of lezers van de Bijbel merken op dat God heel wat meer zegt over werk dan over rust. De zo vaak bekritiseerde ‘Protestantse werkethiek’ begon eerder eenvoudig: toegewijde christenen dachten dat ze al hun werk aan God moesten offeren. Dit garandeerde dat ze in het algemeen toch wat harder werkten en ook heel wat eerlijker dan veel anderen. Het onvermijdelijke gebeurde: velen van hen ging het voor de wind.

Twee of drie generaties verder begonnen velen natuurlijk de nadruk te leggen op het werk zelf, ofwel als het essentiële kenmerk van godsvrucht, of als een middel om rijkdom te vergaren, of allebei – en soms werd God naar de rand verdrongen.

Maar terwijl we werk terecht als afgoderij willen veroordelen, moeten we opletten niet naar de andere kant over te slaan, en werk te beschouwen als iets dat louter moet gedaan worden, zodat we kunnen verdergaan met wat we werkelijk belangrijk vinden: plezier hebben en onszelf dienen. Bijbels gesproken is het moeilijk om te zien in welk opzicht dit standpunt ook maar een verbetering is.

We weten niet precies wat een aantal van de gelovigen uit Thessalonika ertoe aanzette om lui te zijn. Misschien dat sommigen gewoon probeerden te profiteren van de vrijgevigheid van christenen. Er waren er zeker die minder zin hadden om aan de slag te gaan dan om zich onledig te houden met nutteloze dingen (3:11). Maar Paulus wil er niets van weten.

Dit is geen zaak van christenen die erbarming moeten tonen voor hen die werkelijk in nood zijn. Het is veeleer een kwestie van christenen die duchtig de zweep moeten hanteren tegen hen die wel beweren christen te zijn, maar die de duidelijke richtlijnen van de apostel (3:12) niet gehoorzamen en zijn opmerkelijke persoonlijke wandel negeren (3:7-9). Hij werkte (d.w.z. voor zijn beroep) precies om dit punt te onderwijzen: ‘Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten’ (3:10).

Nu gaat Paulus nog een stap verder: betrouwbare christenen moeten uit de buurt blijven van deze bedriegers, zelfs helemaal van hen weg blijven (3:6). Op die manier kunnen ze de kerk niet verontreinigen. En nog belangrijker: zij die buiten staan zullen de wandel van dergelijke mensen niet verwarren met de wandel van christenen die blijmoedig de apostolische instructies navolgen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten