vrijdag 22 augustus 2014

Stel jezelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst (Rom. 12)

1 Samuel 14; Romeinen 12; Jeremia 51; Psalm 30

Een van de hoofdpunten die Paulus maakt in zijn brief aan de Romeinen, is het feit dat genade volledig kosteloos geschonken wordt, de verbazingwekkende maat van barmhartigheid die zowel Joden als heidenen gewonnen heeft. Allebei zijn we schuldig; allebei zijn we gerechtvaardigd, vergeven en vernieuwd, dankzij de onmetelijke barmhartigheid van God.

In het licht van dergelijke ontferming moedigt Paulus zijn lezers aan ‘dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer’ (Rom. 12:1).

We zijn zodanig gewoon geraakt aan dit vers dat zijn opmerkelijkheid ons niet langer treft. In de oude wereld moest een offerdier om te beginnen natuurlijk levend zijn, maar wat het tot een offer maakt is dat het gedood wordt. Maar Paulus wil dat we onze lichamen offeren als levende offers, dit wil zeggen, als voortdurende ‘offers’ die Gods ontferming beantwoorden door onszelf toe te wijden aan Hem, niet op de laatste plaats ook onze lichamen.

Dergelijke offers zijn ‘heilig en Gode welgevallig’. De idee is, dat in het licht van de onovertroffen ontferming die we ontvingen, Hem welgevallig zijn wel het minste zal zijn dat we voor Hem willen doen.

Dergelijke offers vormen onze ‘redelijke eredienst’. Het adjectief dat weergegeven wordt als ‘redelijke’, staat zowel voor ‘geestelijk’ als ‘redelijk’ of misschien ‘rationeel’. Dit zijn geen offers die gebracht worden in een tempel, beginnend met het aflaten van het bloed, voortgezet met het verbranden van het lichaam en voltooid door het selectief eten van het vlees.

De eredienst in het nieuwe verbond is niet langer verbonden met de tempel en de rituele voorschriften van het verbond van de Sinaï. De manier waarop we leven, als respons op de ontferming van God, vormt het hart van de christelijke eredienst.

Willen we weten hoe dit er dan uitziet, het tweede vers toont ons de principes van de praktische uitvoering, en de daaropvolgende verzen geven er een concrete vorm aan. Onze lichamen tot levende offers stellen voor God betekent dat we niet langer het patroon van deze wereld volgen, maar veranderd worden door de vernieuwing van ons denken (12:2).

Met andere woorden, het gaat hier niet louter om uitwendig gedrag terwijl we innerlijk in de greep blijven van zorgvuldig gemaskeerde haat, begeerte, bedrog, jaloezie, hebzucht, vrees, bitterheid en hoogmoed. Waar het om gaat is de verandering van de manier waarop we denken, terwijl we ons denken in lijn brengen met de wegen en het Woord van God.

Dit zal alle verandering in gedrag voortbrengen die noodzakelijk is en wijs – en die verandering zal radicaal zijn.

Door die fundamentele transformatie zullen we in staat zijn om te beproeven en onderscheiden in onze eigen ervaring wat Gods wil is – en we zullen het ‘goed, welbehaaglijk en volmaakt’ vinden (12:2).

In het licht van Romeinen 8:9 is de motiverende kracht achter deze transformatie zonder twijfel de Geest van God. Maar die geweldige waarheid sluit onze inzet niet uit; ze vormt er de krachtbron van.


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 augustus uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten