woensdag 5 maart 2014

Wie dient wie? (Ex. 16)


Exodus 16; Lukas 19; Job 34; 2 Korinthiërs 4
De slotverzen van Exodus 15 zijn een voorbode voor wat komen gaat. Ondanks de miraculeuze tussenkomsten van God die hun vlucht uit Egypte kenmerkten, vertrouwt het volk Hem niet echt; de eerste weerstand zorgt meteen voor gezeur en geklaag.

In Exodus 16 gaat het verhaal verder en het toont dat dit gemopper op verschillende vlakken verbonden is met openlijke opstand tegen de levende God.

We moeten niet denken dat de Israëlieten niet hongerig waren, natuurlijk waren ze dat. De vraag is wat ze eraan deden. Ze hadden zich in gebed tot God kunnen wenden en Hem vragen in al hun behoeften te voorzien. Hij had immers zo duidelijk ingegrepen bij hun bevrijding, zou Hij dan ook niet voor hen kunnen zorgen?

Maar in plaats daarvan romantiseren ze op sarcastische wijze hun ervaring van slavernij (!) in Egypte (16:3) en morren ze tegen Mozes en Aäron (16:2).

Mozes zal wellicht teleurstelling hebben gevoeld bij die duidelijke ondankbaarheid van het volk. Wijselijk herkent hij de ware focus en zonde ervan. Alhoewel ze morren tegen Mozes en Aäron is hun werkelijke klacht gericht tegen God zelf (16:7-8): ‘Niet tegen ons was uw gemor, maar tegen de HERE’.

In dit alles is de Heer nog steeds geduldig. Zoals Hij het bittere water van Marah in zoetheid veranderde (15:22-26), zo voorziet Hij hen nu van vlees in de vorm van de kwakkels, en van manna. Die ronduit wonderbaarlijke voorziening komt niet alleen tegemoet aan hun behoefte, maar wordt geschonken met een doel: gij zult 'de heerlijkheid des HEREN zien’ (16:7) en ‘gij zult weten, dat Ik, de HERE, uw God ben’ (16:12). Verder zegt de Heer: ‘opdat Ik het op de proef stelle, of het al dan niet wandelt naar mijn wet’ (16:4).

Jammer genoeg vallen velen in de gemeenschap zwaar door de mand bij de test. Ze proberen manna te hamsteren wanneer hen wordt opgedragen dit niet te doen; ze proberen manna te verzamelen op de Sabbat, wanneer er geen wordt voorzien. Mozes is ronduit kwaad op hen (16:20); de Heer zelf hekelt deze chronische ongehoorzaamheid (16:28).

Waarom zouden mensen die getuige waren van een zo spectaculaire tentoonspreiding van de genade en kracht van God, zo makkelijk afglijden in gemopper en geklaag en zo genadeloos vervallen in onbezielde ongehoorzaamheid?

Het antwoord ligt in het feit dat velen van hen God zien als daar om hen te dienen. Hij diende hen in de Exodus, de uittocht; Hij diende hen toen Hij hen voorzag van zuiver water. Nu moet Hij niet alleen hun behoeften dienen, maar ook hun lusten. Anders zijn ze helemaal bereid Hem te verlaten.

Terwijl Mozes tegenover Farao stelde dat het volk zich in de woestijn moest terugtrekken om God te dienen en te aanbidden, denkt het volk zelf dat God bestaat om hen te dienen.

De fundamentele vraag is: ‘Wie is de ware God?’ Gelovigen onder het nieuwe verbond staan voor dezelfde keuze (1 Kor. 10:10).


Eigen vertaling van de overdenking bij 5 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten