Exodus 15; Lukas 18; Job 33; 2 Korinthiërs 3Elk van de eerste vier delen van Lukas 18 kan makkelijk worden misverstaan; maar elk ervan is zeer zinvol wanneer gelezen in verbinding met de andere.
Het eerste gedeelte (18:1-8) is een gelijkenis die Jezus zijn discipelen vertelt ‘met het oog daarop, dat zij altijd moesten bidden en niet verslappen’ (18:1). Een onrechtvaardige rechter wordt lastiggevallen door een vastberaden weduwe zodat hij haar op het einde toch het recht verschaft waar ze om vraagt. ‘Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen wachten?’ (18:7).
Als zelfs deze rechter uiteindelijk de zaken in orde brengt, hoeveel te meer God, wanneer ‘zijn uitverkorenen’ tot Hem roepen?
Op zichzelf had kon deze gelijkenis natuurlijk ook zo worden uitgelegd dat hoe langer en luider je bidt, hoe meer zegeningen je krijgt – een soort ‘voor wat hoort wat’-regeling die Jezus zelf elders verwerpt (Matt. 6:5-15).
Maar het laatste vers (18:8) stelt de kwestie scherp: ‘Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?’ Het ware probleem ligt niet bij Gods onwilligheid om te verhoren, maar bij onze ongelovige en futloze weigering om te vragen.
De tweede gelijkenis (18:9-14) beschrijft een farizeeër en een tollenaar die beiden naar de tempel gaan om te bidden. Sommige moderne relativisten leiden uit dit verhaal af dat Jezus iedereen aanneemt, ongeacht zijn of haar voortgaande zonden, gewoontes of levensstijl.
Hij verwerpt slechts de zelfverzekerde religieuze hypocrieten. Zeker, Jezus verwerpt die laatsten. Maar de gelijkenis suggereert niet dat de tollenaar wenste in zijn zonde te blijven; veeleer smeekt hij om genade, wetende wat hij is; hij benadert God vanuit een vrijmoedig erkende nood.
In het derde gedeelte (18:15-17) benadrukt Jezus dat kleine kinderen bij Hem worden gebracht, ‘want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods’. Je moet het Koninkrijk Gods ontvangen ‘als een kind’, of zal het voorzeker niet binnengaan.
Toch is dit geen aansporing tot in alle opzichten kinderlijk gedrag (bijv. naïviteit, kortetermijndenken, morele onvolwassenheid, de nukkige ‘nee’ van de zogenaamde ‘terrible twos’ [‘lett.: verschrikkelijke tweejarigen]). Maar kleine kinderen hebben wel een openheid, een verfrissende vrijheid van zelfprofilering, een eenvoud die vraagt en vertrouwt.
Het vierde gedeelte (18:18-30) toont ons Jezus die een rijke overste opdraagt alles te verkopen wat hij bezit en aan de armen te geven, wil hij een schat krijgen in de hemel, en dan Jezus te volgen.
Betekent dit dat slechts armzalig ascetisme de zegeningen van de hemel zal genieten? Is dit niet Christus’ manier om de ware god van deze specifieke persoon aan het licht te brengen, de meelijwekkende basis voor zijn zelfvertrouwen, opdat hij zijn vertrouwen op Jezus zou stellen en Hem volkomen zou navolgen?
Kun je zien wat deze vier gedeeltes bijeenhoudt?
Eigen vertaling van de overdenking bij 4 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten