Richteren 18; Handelingen 22; Jeremia 32; Psalmen 1—2Aan de ene kant kun je Psalm 2 volledig verstaan binnen het raamwerk van het leven van een Davidische koning– zelfs van David zelf. Hij heeft de omliggende volken verslagen. Als zij rebelleren, dan spannen ze samen ‘tegen de HERE en zijn gezalfde’ (2:2), d.w.z. zijn ‘Messias’, een uitdrukking die kan verwijzen naar elke gezalfde koning van Israël, of naar de ultieme Messias.
Als ze proberen het juk af te werpen van hun verplichtingen tegenover Israël (2:3), dan moeten ze afrekenen met God: ‘Die in de hemel zetelt, lacht; de Here spot met hen’ (2:4). Hij wijst hen terecht in zijn toorn, want Hij is Degene die zijn Koning over Sion gesteld heeft (2:5-6).
Nu spreekt de koning zelf. Hij getuigt van diezelfde aanstelling, d.i. van zijn eigen aanstelling als koning, terwijl hij uitdrukkingen gebruikt die gewoon zijn in het oude Nabije Oosten. Bij de aanstelling van de koning wordt hij de ‘zoon’ van de God die in de eerste plaats soevereiniteit over dat volk uitoefent.
Jahweh zelf gebruikt die taal: de koning van Israël wordt bij zijn aanstelling Gods ‘zoon’, toegewijd aan het nastreven van zijn ‘Vaders’ heerlijkheid en goed, terwijl hij diens karakter en wil weerspiegelt (2:7). God heeft alle volken zozeer onder controle dat de Davidische koning slechts hoeft te vragen, en God zal hem absolute soevereiniteit verlenen over de volken (2:8-9).
De koningen moeten daarom wijs zijn en zijn gewaarschuwd (2:10). ‘Dient de HERE met vreze ... Kust de zoon , [d.i. de Davidische koning], opdat hij niet toorne’ (2:11-12).
Maar er zijn minstens twee elementen die duidelijk maken dat we niet moeten denken dat de betekenis van de Psalm ophoudt bij een van de oude Davidische monarchen.
Ten eerste, werd David vroeg in het bestaan van het Davidisch koningshuis een type of model van de ultieme ‘messias’ uit die lijn, de ultieme ‘David’. Je kunt eeuwen later makkelijk expliciete verwijzingen vinden naar die figuur (bijv. Jes. 9; Ez. 34). De typologische redenering kan dan als volgt zijn: als de historische koning David Gods uitvoerder was om over de omliggende volken te regeren, hoeveel te meer zal Davids grotere Zoon, de Davidische koning par excellence, niet over de volken regeren?
Ten tweede zijn er diverse hints in de Psalm die iets meer suggereren dan een vroege Davidische koning. Hij onderwerpt de ‘koningen der aarde’ (2:2), wat nogal veelomvattend klinkt (hoewel het ook kan betekenen ‘de koningen van het land’); deze ‘Zoon’ worden ‘volken’ en ‘de einden der aarde’ als zijn bezit beloofd - heel wat moeilijker van tafel te vegen. De uiteindelijke zegen (2:12) klinkt lichtelijk hoogdravend voor ieder ander dan de ultieme Messias.
Elk van deze uitdrukkingen kan ‘uitgelegd’ worden (of ‘weggeredeneerd worden’): ze kunnen pakweg voorbeelden zijn van hyperbolische taal. Maar neem je ze samen, dan wijzen ze niet zozeer weg van de historische David, maar wijzen ze verder dan hem. Denk na over Handelingen 4:23-30.
Eigen vertaling van de overdenking bij 4 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten