1 Samuël 9; Romeinen 7; Jeremia 46; Psalm 22
Een gemeenschappelijk thema onder de Bijbelse profeten is dat God soeverein is over alle volkeren. Voor de meesten die deze pagina’s lezen lijkt dit voor de hand liggend. Maar in de antieke wereld hadden de meeste volkeren hun eigen goden. Dus wanneer een volk ten oorlog trok, bad het volk tot zijn eigen goden: als een volk verslagen werd, waren hun goden dit dus ook. Ze waren duidelijk niet zo sterk als de goden van het zegevierende volk.
Maar de God van Israël blijft zijn volk vertellen dat Hij de God is van het complete heelal, van alle volkeren. Hij is niet een stammengod in de zin dat zij Hem bezitten of dat Hij exclusief van hen is. Dit is waarom God in veel hoofdstukken van Jesaja en Jeremia benadrukt dat Hijzelf degene is die Assyrië of Babylon opwekt om het volk te straffen.
Met andere woorden: de nederlaag van Israël is geen teken van de nederlaag van God. Verre van: deze God blijft benadrukken dat, als Israël verslagen en gestraft is, dit alleen mogelijk is omdat Hij het bevolen heeft – en Hij doet dit door precies de volkeren te gebruiken die Israël vreest.
Maar er zit ook een andere zijde aan het verhaal. Als God die verschillende heidense volkeren gebruikt, zo roept Hij hen ook ter verantwoording. Natuurlijk kan niet van ze verwacht worden dat ze zich aan de hele Wet van Mozes onderwerpen – uiteindelijk maken ze geen deel uit van de verbondsgemeenschap.
Maar God houdt heidense volkeren wel aan standaarden van beschaafdheid en elementaire gerechtigheid. Dus nadat God Assyrië gebruikt heeft om het noordelijke koninkrijk van Israël te tuchtigen, keert God zich om en tuchtigt Hij Assyrië voor zijn hoogmoed (Jes. 10:5 e.v.; zie de overdenking voor 12 mei).
In dezelfde zin spreken enkele van Israëls profeten woorden van oordeel en waarschuwing, en soms van hoop, voor de omringende volkeren over wie hun eigen God volkomen soeverein is. Dit is wat we vinden in Jeremia 46-51 en elders (bijv. Jes. 13-23; Ezech. 25-32; Amos 1:3-2:3).
Het hoofdstuk voor ons (Jer. 46) opent het grotere deel met een woord van de Heer met betrekking tot Egypte. Het eerste deel (46:2-12) geeft ons details over Egyptes beslissende nederlaag in de slag van Karkemis in 605 v.C., toen de Babyloniërs de overmacht kregen in de regio.
Het tweede deel (46:13-26) grijpt vooruit naar een verdere nederlaag van Egypte tegen Babylon, dit keer onder Nebukadnessar. Dit verwijst bijna zeker naar dezelfde aanval, voorzegd in 43:10 – dit is een van de redenen waarom de Joden die in Juda bleven niet naar Egypte mochten trekken (zoals ze deden rond 586).
Deze aanval staat niet beschreven in de Schrift, maar bewijs via inscripties toont dat Nebukadnessar Egypte binnenviel in een strafexpeditie in 568-567.
Waarom is dit hoofdstuk op deze plaats opgenomen in het boek?
Eigen vertaling van de overdenking bij 17 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten