dinsdag 3 juli 2012

'Heden heb Ik de smaad van Egypte van u afgewenteld' (Joz. 5)



Jozua 5, Psalmen 132-134, Jesaja 65, Mattheüs 13

Jozua 5 bevat drie treffende elementen.

(1) Besnijdenis wordt nu op allen van het mannelijk geslacht uitgevoerd die geboren werden gedurende de jaren in de woestijn. Aan de ene kant is dit eerder verrassend: hoe komt het dat dit niet werd gedaan toen de jongens werden geboren? In veel gevallen verbleef de mensenmassa op één plaats gedurende langere perioden, terwijl de gemeenschap ongetwijfeld verder ontwikkelde. Wat weerhield hen ervan te gehoorzamen aan die overduidelijke regel uit het verbond? Velen hebben een verklaring proberen te geven, maar het korte antwoord is dat we het niet weten. Belangrijker in dit verband is het feit dat het ritueel nu algemeen wordt uitgevoerd. Het staat daarbij als een beslissend keerpunt, een symbolisch geladen bevestiging van het verbond voor de hele gemeenschap, waar het volk op het punt staat het Beloofde Land binnen te trekken. Egypte ligt nu achter hen; de beloofde rust wacht. ‘Heden heb Ik de smaad van Egypte van ulieden afgewenteld’ (5:9).

(2) Het manna houdt op (5:10-12). Van nu af aan zal het volk zijn voedsel bekomen uit ‘de opbrengst van het land Kanaän’. Ook dit was een duidelijk teken dat de dagen van rondtrekken over waren, en de vervulling van de belofte voor een nieuw land zich begon te ontvouwen voor hun eigen ogen. De verandering moet zowel angstaanjagend geweest zijn als opwindend, in het bijzonder voor een hele generatie die geen leven gekend had zonder de zekerheid van het manna.

(3) In de openingshoofdstukken van dit boek, ondervindt Jozua een aantal dingen die hem aanduiden als de legitieme opvolger van Mozes, zowel in zijn eigen gedachten als in de gedachten van het volk. Dit hoofdstuk eindigt met een dergelijke aanduiding. Ongetwijfeld is de meest indrukwekkende tot voor dit hoofdstuk de doortocht door de Jordaan geweest – een soort indrukwekkende heropvoering van de doortocht door de Rode Zee (Joz. 3-4). Los van het voorzien van een efficiënte weg om de massa aan de overkant van de rivier te brengen, wordt ook de persoonlijke dimensie expliciet gemaakt: ‘Te dien dage heeft de HERE Jozua groot gemaakt in de ogen van geheel Israël, zodat zij hem vreesden, zoals zij Mozes gevreesd hadden al de dagen van zijn leven’ (4:14 – hoewel het laatste zinsdeel misschien wel als een beetje ‘tongue in cheek’ kan gezien worden).

Maar nu is er een volgende stap: Jozua ontmoet een ‘man’ die een soort engelachtige verschijning lijkt. Hij is een strijder, een ‘vorst van het heer des HEREN’ (5:14). Aan de ene kant dient dit om Jozua’s geloof te sterken dat de Here zelf voor hen uitgaat in de militaire conflicten die voor hen liggen. Maar meer nog: de scene is in bepaalde opzichten een weerspiegeling van Mozes bij de brandende braamstruik (Ex. 3:5): ‘de plaats waarop gij staat, is heilig’. Hoe uniek ook deze omstandigheden, ook wij moeten leiders hebben die vertrouwd zijn met het staan in de tegenwoordigheid van heiligheid.


Eigen vertaling van de overdenking bij 3 juli uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org

Geen opmerkingen:

Een reactie posten