Richteren 11, Handelingen 15, Jeremia 24, Markus 10Hier zal ik twee verschillende overdenkingen in de beschikbare ruimte persen, een over elk van de twee eerste Bijbelgedeeltes die hierboven vermeld staan.
In Handelingen 15 is het van het hoogste belang om te verstaan waarover het dispuut ging dat aan de oorzaak lag van wat sindsdien bekendstaat als de ‘vergadering te Jeruzalem’ (of ‘de apostelvergadering’). Een aantal (Joodse) mannen reisde van Judea naar Antiochië en begon de gelovigen daar te leren dat, zelfs al geloofden ze in Jezus, ze toch niet gered konden worden, tenzij ze besneden werden in overeenstemming met de wet van Mozes (15:1). De latere geschiedenis heeft de naam ‘Judaïsten’ gegeven aan deze mensen.
Vanuit het perspectief van deze Judaïsten was Jezus de Joodse Messias en men kon deze Joodse Messias niet echt volgen zonder een Jood te worden. Ongetwijfeld voelden sommige Joden zich bedreigd door deze toevloed van onbesneden heidenen in de kerk: de Joodse identiteit was in groot gevaar en kon verwateren of zelfs verloren gaan. Indien deze heidenen echter allen Joden werden, zoals aangegeven door de besnijdenis, zou dit gevaar verdwijnen.
Toch gaat de kwestie verder dan de vraag naar de Joodse eigen identiteit. Uiteindelijk mondt het uit in de vraag van hoe je hele Bijbel in elkaar steekt. De Judaïsten verhieven de wet van Mozes boven Jezus. Jezus kon slechts aangenomen worden als de Messias, indien dit resulteerde in een groep mensen die zelfs nog ernstiger toegewijd was aan het gehoorzamen van het Mozaïsch verbond – voedselwetten, besnijdenis, tempelcultus en dies meer.
De leiders echter wijzen in een andere richting. De wet werd nooit goed gehoorzaamd door de Joden (15:10); waarom die dan opleggen aan de heidenen? Nog belangrijker: de openbaring die wordt weerspiegeld in het oude verbond verwijst naar Jezus. Hij is het doel ervan, niet haar dienstknecht. Petrus herinnert de verzamelde groep dat God in de episode met Cornelius zijn Geest over de heidenen heeft uitgestort zonder dat ze besneden waren (15:7-8). Uiteindelijk staat de vrijheid van Gods genade op het spel (15:11).
De verslagen van Paulus en Barnabas blijken nuttig. Jakobus, de halfbroer van de Heer Jezus – tegen die tijd blijkbaar de vooraanstaande oudste van de gemeente in Jeruzalem – biedt zowel een krachtige uiteenzetting van een Oudtestamentische tekst als zijn eigen pastorale oordeel (15:13-21). De combinatie geeft de doorslag – hoewel de discussie herhaaldelijk heropflakkert gedurende de daaropvolgende decennia. Krijg een goed begrip van deze kwesties en je Bijbel valt in de juiste plooi.
Richteren 11:30-31, 34-40 is een typisch voorbeeld van een belofte die niet had mogen gedaan worden en een belofte die nooit had mogen gehouden worden. Ondanks sterke bijbelse nadruk dat men zijn eden moet houden, zou een belofte om iets zondigs te doen nooit mogen ingelost worden. Maar die moet beleden worden, opdat men geen twee zonden begaat in plaats van één. Bovendien vind je hier verder bewijs van de neerwaartse spiraal van theologische en morele dwaasheid in Israël ten tijde van de richteren.
Eigen vertaling van de overdenking bij 28 juli uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org
Geen opmerkingen:
Een reactie posten