Jozua 3, Psalmen 126-128, Jesaja 63, Mattheüs 11
Het eerste vers van Psalm 127 wordt vandaag vaak geciteerd: ‘Als de HERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwlieden daaraan’. In een tijd van overbevolking citeren we minder vaak vers 3 ‘Zie, zonen zijn een erfdeel des HEREN, een beloning is de vrucht van de schoot’. We kunnen een aantal nuttige perspectieven verkrijgen door op vier dingen te letten.
Ten eerste worden in het Hebreeuws in deze psalm een aantal woordspelingen gebruikt die verloren gaan in andere talen, en deze woordspelletjes geven aanwijzingen over hoe je de psalm kunt lezen. Het woord ‘huis’ (127:1) kan verwijzen naar een gebouw. Bij uitbreiding wordt dit dan toegepast op de stad bij wijze van beeldspraak (127:1b-3). Nog belangrijker kan ‘huis’ ook verwijzen naar een huisgezin, in dit geval opgebouwd door de zegen van kinderen (127:3-5). Bovendien klinken de woorden ‘bouwlieden’ en ‘zonen’ zeer gelijkend in het Hebreeuws.
Ten tweede suggereert dit dat het samenbindende thema doorheen de oppervlakkig onderscheiden delen van de psalm is, dat in elk domein van het leven alleen de zegen en voorziening van God een succesvol resultaat kan opleveren.
Op het meest werktuiglijke niveau van het bouwen van een huis is dit waar. God geeft sterkte aan de bouwlieden; Hij houdt hen in leven; Hij weerhoudt er zichzelf van een catastrofale storm te sturen die de hele structuur zou doen instorten; talloze verrassingen kunnen vermeden worden (onveilig beton, een moeras onder de bouwlaag; ‘ongevallen’ die werklieden uitschakelen, en zoveel meer). Hetzelfde principe is waar in de basisverdedigingstaken wanneer je waakt over een stadsmuur, of een land verdedigt met een radarsysteem: als God je steunt, zal je verdediging volstaan, en doet Hij dit niet, dan zal het onvoldoende blijken, hoe professioneel en duur het ook moge zijn.
In het gezin is voortplanting een ‘natuurlijke’ functie, maar in een wereld die voorzienig geordend is, zijn kinderen een erfdeel van de Here. De les die we moeten leren is niet passiviteit, maar vertrouwen en rust, een goddelijk verminderen van buitensporig werken (127:2).
Ten derde staat Psalm 127 tussen de pelgrimspsalmen, precies omdat de pelgrimstocht naar Jeruzalem om de in het verbond voorgeschreven feesten te onderhouden, een uitgelezen gelegenheid biedt om na te denken over Gods genadige voorziening op elk terrein van het leven (vergelijk ook met Psalm 128).
Ten vierde wordt deze pelgrimspsalm als enige uit de reeks toegeschreven aan Salomo. Spijtig genoeg is Salomo een figuur van wie de grote wijsheid soms niet werd opgevolgd in zijn eigen leven: zijn eigen bouwprogramma, zowel fysiek als in beeldspraak, werd soms niet opgevolgd in zijn eigen leven (1 Kon. 9:10-19), zijn koninkrijk werd een puinhoop (1 Kon. 11:11-13; zie de overdenking van 8 oktober), en zijn gezin – zeker de veelvuldige heidense huwelijken - werd een systematische ontkenning van de claims die de levende God op hem had (1Kon. 11:1-9).
Hoe belangrijk dat we God om de genade vragen dat we mogen waarmaken wat we verstaan!
Eigen vertaling van de overdenking bij 1 juli uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org
Geen opmerkingen:
Een reactie posten