dinsdag 16 september 2014

'Gij zijt die man!' (2 Sam. 12)

2 Samuël 12; 2 Korinthiërs 5; Ezechiël 19; Psalmen 64-65

In Nathans dramatische confrontatie met koning David (2 Sam. 12) ging de moed van de profeet gepaard met een geweldige schranderheid. Hoe kon de profeet zonder deze onverwachte aanpak anders de aandacht krijgen van een autocratische koning en hem frontaal confronteren met zijn zonde?

We moeten verder stilstaan bij bepaalde kenmerken van dit hoofdstuk.

Ten eerste wordt het fundamentele verschil tussen David en Saul nu duidelijk. Beide mannen misbruikten hun macht in een hoge functie. Wat hen anders maakt is de manier waarop zij reageren op een terechtwijzing. Toen Samuël Saul van zonde beschuldigde, probeerde die laatste zijn zonde te verbloemen; toen Jonatan Sauls handelswijze in vraag stelde, kreeg hij een speer naar zijn hoofd.

Toen Nathan daarentegen zijn onderwerp indirect benaderde, komt de zonde spoedig aan het licht: ‘Gij zijt die man!’ (12:7). Maar Davids reactie is radicaal anders: ‘Ik heb tegen de HERE gezondigd’ (12:13).

Dit is zeker een van de ultieme tests voor de richting van iemands leven. We zijn een zondig geslacht. Zelfs goede mensen, mensen met een sterk geloof, zelfs iemand als David – die een ‘man naar Gods hart’ is (vgl. 1 Sam. 13:14) – kan afglijden en zondigen. Daar is nooit een excuus voor, maar wanneer het gebeurt, mag het ons nooit verbazen.

Maar wie ernstig zijn over het kennen van God zullen na verloop van tijd terugkeren met oprecht berouw. Valse bekeerlingen en afvalligen zullen uitpakken met een hele trits tamme excuses, maar zullen geen persoonlijke schuld toegeven, behalve op de meest oppervlakkige manieren.

Ten tweede kan alleen God zonde vergeven. Wanneer Hij dit doet, wordt de straf die bij de zonde hoort, de dood zelf, niet toegepast (12:13).

Ten derde kunnen er, zelfs wanneer de ultieme sanctie op de zonde niet wordt toegepast, andere gevolgen overblijven, die in deze gevallen en gebroken wereld niet te vermijden zijn. David krijgt nu te maken met drie ervan:

(1) dat het kind dat Batseba draagt zal sterven; (2) dat er tijdens zijn leven strijd en oorlog zal zijn terwijl hij zijn koninkrijk vestigt; (3) dat hij op een bepaald moment in zijn leven zal ondervinden wat het is om verraden te worden: iemand uit zijn eigen huis zal tijdelijk beslag leggen op de troon, wat tot uiting komt door te slapen met de koninklijke harem (12:10-12).

Elk van deze gevolgen is pijnlijk. Het eerste is verbonden met het overspel zelf; het tweede is misschien een verwijzing naar het feit dat David in de eerste plaats werd verleid omdat hij niet ten strijde getrokken was met Joab, maar was thuisgebleven (11:1), duidelijk verlangend naar vrede; en het derde trakteert David op het verraad dat ook hijzelf heeft gepleegd.

Ten vierde is Davids reactie op de meest drukkende van de oordelen uiteindelijk positief. God is niet het equivalent van het onpersoonlijke lot. Hij is een persoon, en een persoon kan gebeden en gezocht worden. Ondanks zijn gigantische falen is David nog altijd een man die God beter kent dan zijn talloze critici.


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 september uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten