maandag 13 augustus 2012

'Spreek HERE, want uw knecht hoort' (1 Sam. 3)



1 Samuel 3, Romeinen 3, Jeremia 41, Psalm 17

De Here roept niet al zijn profeten op dezelfde manier, of op dezelfde tijd in hun leven. Amos werd geroepen toen hij herder was in Tekoa. Elisa werd geroepen door Elia om dienend bij hem in de leer te gaan. Maar Samuel was zelfs al van voor de conceptie geroepen. Samuels bewuste ervaring van de roeping van God (1 Sam. 3) kwam er toen hij nog altijd een behoorlijk jonge knaap was – zeker niet een kleine zuigeling, zoals sommige van onze meer romantische beelden het portretteerden, want hij wist genoeg om in staat te zijn te verstaan wat de Here tot hem zei, om er bevreesd over te zijn en te aarzelen vooraleer hij het herhaalt tegenover Eli. Maar hij was niet al te oud, nog altijd een ‘jongen’ (3:1; in het Engels: ‘boy’).

Het verhaal is zodanig goed gekend dat het nauwelijks herhaling nodig heeft. Maar een paar opmerkingen kunnen helpen de zaken een beetje aan te scherpen:

(1) De stem die tot Samuel komt is een echte stem, die Hebreeuws spreekt, een echte taal. Dit is niet zomaar een subjectief ‘gevoel’ van het krijgen van een roeping. Echte roepingen, echte gezichten, echte openbaringen vinden plaats in de Bijbel; maar in de dagen van Samuel waren ze ‘schaars’ (3:1). Samuel had zeker tot op dit ogenblik nog nooit een dergelijke ervaring gehad; hij ‘kende de HERE nog niet; nog nooit was hem een woord des HEREN geopenbaard’ (3:7).

(2) Eli is een zielige figuur. In zijn eigen leven is hij een persoon van integriteit – zelfs al is hij een ramp met zijn gezin. Zijn lange ervaring stelt hem in staat, bij de derde roeping van Samuel, om te raden wat er aan de hand is, en de jonge Samuel te leiden in een gepast antwoord: ‘spreek HERE, want uw knecht hoort’ (3:9).

(3) De hoofdzaak van de openbaring die Samuel bij deze gelegenheid krijgt betreft een aanstaande ramp die zodanig ontstellend is dat ‘een ieder die ervan hoort, de beide oren tuiten zullen’ (3:11). In deze tragedie zal het gericht over Eli’s gezin inbegrepen zijn, in lijn met wat de Heer Eli eerder gezegd had: God zou voor altijd gericht oefenen over Eli’s gezin ‘om de ongerechtigheid, waarvan hij geweten heeft; immers zijn zonen brachten een vloek over zich en hij heeft hen niet eens berispt’ (3:13). Een dergelijk verzuim is altijd zondig, maar het is dit nog meer in het geval van religieuze leiders die hun eigen zonen promoveren tot posities waarin ze hun macht gebruiken om mensen te misbruiken en God zelf met minachting behandelen (2:12-25).

(4) Wanneer Eli erin slaagt om Samuel ertoe te bewegen hem alles te vertellen wat de Heer gezegd heeft, verraadt zijn eigen antwoord – hoewel dit een schijn van vertrouwen bewaart – zijn onverantwoordelijkheid: ‘Hij is de HERE, Hij doe wat goed is in zijn ogen’ (3:18). Waarom toont hij niet onmiddellijk berouw, en neemt hij geen doortastende maatregelen tegen zijn zonen, en oefent hij de tucht niet uit die binnen zijn priesterlijke bevoegdheid ligt, en vraagt hij de Heer niet om genade?


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 augustus uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten