Richteren 21, Handelingen 25, Jeremiah 35, Psalmen 7-8
De laatste ellendige stap in het geweld dat volgt op de verkrachting en moord van de bijvrouw van de Leviet wordt nu gezet (Richteren 21). In een wervelwind van wraak zijn de Israëlieten doorheen het stammengebied van Benjamin getrokken. Ze doodden daarbij mannen, vrouwen, kinderen en vee (20:48). De enige Benjaminieten die overblijven zijn 600 gewapende mannen die zich verscholen hebben in de rotsholen van Rimmon (20:47).
Maar nu begint de rest van het volk op andere gedachten te komen. Als onderdeel van hun sancties tegen Benjamin hebben ze gezworen geen van hun dochters aan een Benjaminiet te geven. Als ze nu hun eed houden, zullen de Benjaminieten uitsterven: slechts mannelijke Benjaminieten zijn nog over. Hun oplossing stoot werkelijk tegen de borst en is zo wreed en barbaars als maar kan zijn.
Ze ontdekken dat een grote stad in Israël, Jabes in Gilead, nooit de initiële oproep om ten strijde te trekken beantwoord heeft. Deels als straf, deels als een manier om Israëlietische vrouwen te vinden, vernielen de strijdkrachten van Israël Jabes in Gilead, en doden ze alle mannen en alle vrouwen die geen maagd meer zijn (21:10-14).
Deze handelswijze voorziet in 400 vrouwen voor de 600 overlevende Benjaminieten. De list om er nog tweehonderd meer te vinden is nauwelijks minder slecht. De resterende 200 Benjaminieten wordt toegestaan om passende meisjes te schaken bij een feest in Silo, terwijl hun vaders en broers worden afgedreigd (21:20-23). Op die manier overleeft de stam van Benjamin die tot een klein aantal herleid was.
Je kunt je nauwelijks inbeelden hoezeer bitterheid, verdriet, angst, verzet, eenzaamheid, vergelding, furieuze woede en golven van rouw zijn toegenomen ten gevolge van deze ‘oplossingen’.
Ondertussen is duidelijk dat de Israëlieten met twee soorten problemen krijgen af te rekenen in het boek van de Richteren.
Het eerste probleem is heel vaak onderwerping of onderdrukking door een of andere Kanaänietische stam die een groot stuk van het land bezit of niet ver weg leeft. Wanneer het volk tot God roept, wekt Hij herhaaldelijk een held op om hen te redden.
Maar het andere probleem gaat veel dieper. Het is de rebellie zelf, het herhaaldelijk en aanhoudend verlaten van de God die hen redde uit Egypte en die met hen een plechtig verbond was aangegaan. Dit brengt niet alleen nog meer cycli van verdrukking van buitenaf, maar veroorzaakt ook een neerwaartse spiraal van decadentie en desoriëntatie van binnenuit.
Voor de vijfde en laatste keer geeft de schrijver van het Richterenboek zijn analyse: ‘In die dagen was er geen koning in Israël; ieder deed wat goed was in zijn ogen’ (21:25). Hoezeer heeft deze natie een koning nodig – om orde te brengen en stabiliteit, om het land te verdedigen, gerechtigheid te brengen, het te leiden en samen te houden. Maar zal hij dan een koning zijn die de problemen oplost, of wiens koningshuis een deel van het probleem zal zijn?
Zo wordt een nieuw hoofdstuk in Israëls geschiedenis ingeluid. Een nieuwe koninklijke instelling wordt binnenkort niet minder problematisch – tot Hij komt die Koning der koningen is en Heer der heren (Opb. 19:16).
Eigen vertaling van de overdenking bij 7 augustus uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org
Geen opmerkingen:
Een reactie posten