zondag 6 februari 2011

De kleren maken de Man

Ik, Johannes, (...) ik was op het eiland Patmos omdat ik over God had gesproken en van Jezus had getuigd. (...) Ik hoorde achter me een luide stem, die klonk als een bazuin en die tegen me zei: ‘Schrijf alles wat je ziet in een boek en stuur dat naar de zeven gemeenten, naar Efeze, Smyrna, Pergamum, Tyatira, Sardes, Filadelfia en Laodicea.’ Ik draaide me om, om te zien welke stem er tegen mij sprak. Toen zag ik zeven gouden lampenstandaards, en daartussen iemand die eruitzag als een mens. Hij was gekleed in een lang gewaad en had een gouden band om zijn borst. Zijn hoofd en zijn haren waren wit als witte wol of als sneeuw, en zijn ogen waren als een vlammend vuur.
(Opb.1:9-14)


Opb1:10: Johannes is op Patmos en hoort een stem als van een bazuin. Met andere woorden: iets zeer belangrijks volgt.

1:12: ik keerde mij om, om de stem te zien … De stem des Heren wekt het verlangen Hem te zien. Dit is vandaag niet anders. God spreekt tot ons door zijn woord, dit wekt verlangen Hem te mogen zien.

1:13: In het midden van de kandelaars: de Heer is midden onder de gemeentes, die gesymboliseerd worden door kandelaars die Gods licht verspreiden. Hij staat niet op afstand, Hij staat er niet naast, Hij staat in het midden ervan. (Merk op: ook aan het kruis hing Hij in het midden. Om in het midden van de gemeenten te kunnen zijn, moest hij eerst in het midden van de misdadigers gehangen worden ). Omdat Hij in het midden van de gemeentes staat, kan Hij ook steeds duidelijk zeggen: ik weet … (2:2, 2:9, 2:13, 2:19, 3:1, 3:8, 3:15). Hij is na zijn hemelvaart ook niet afwezig of ver weg, maar in het midden.

1:13: iemand, de zoon des mensen gelijk … Deze uitdrukking betekent veel meer dan gewoon ‘een mens’. Vergelijk Dan.7:13 Hij is de centrale figuur in de geschiedenis, aan wie alle koninkrijken van de wereld zijn gegeven, aan wie alle koninkrijken rekenschap verschuldigd zijn. Hij is de hemelse persoon die vóór alle dingen bestaat, die het koninkrijk komt oprichten dat niet meer zal verdwijnen.

Als we een persoon zien, is de kleding vaak het eerste wat opvalt. Kleding zegt ook iets over een persoon. Bijv.: iemand met een witte schort aan en een stethoscoop = dokter; iemand met een blauw uniform en kepie = politieman, enz.

Hier: een wit gewaad tot aan de voeten en een gouden gordel rond de borst.
- Het gewaad is de kleding van de priester, de hogepriester, zoals Aäron die droeg. De verheerlijkte Zoon des Mensen is de grote hogepriester. De priester slaat de brug tussen mensen en God. Hij kent beide zijden van de brug goed. Hij is nl volkomen mens en volkomen God.

- De gordel: als je een gordel op je heupen droeg, maakte je je klaar voor het werk. Als je die gordel op je borst droeg, was dat omdat je rustte na het volbrachte werken. Het hogepriesterlijke werk van Christus is volbracht. Hij is als ultieme slachtoffer op het altaar geofferd.

- Het kleed is ook het gewaad van een koning, zoals Jonathan er een droeg, zie 1Sm18:4. Hij is de hogepriester-koning, verheven boven alle gezag en autoriteit, aan wie allen rekenschap verschuldigd zijn, klein en groot.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten